Zaterdag staat in Italië het eerste van vijf wielermonumenten van 2023 op het programma. Met Milaan-San Remo begint La Primavera, de lente. We zijn toe aan de 114de uitgave; er zijn maar weinig koersen die verder teruggaan in de geschiedenis. Opvallend feit: ‘we’ wonnen slechts drie keer. Arie den Hartog (1965), Jan Raas (1977) en Hennie Kuiper (1985) zijn de enige Nederlanders die ooit Milaan-San Remo wisten te winnen. Hoe dat komt? WielerFlits vraagt het voormalig klassiekerspecialisten Michael Boogerd, Erik Dekker, Adrie van der Poel en Niki Terpstra.

Het is het makkelijkste monument om te rijden, maar de moeilijkste om te winnen. Een loterij, noemt men Milaan-San Remo ook weleens. Absolute onzin, stellen de vier classicomano’s van weleer. Een loterij impliceert dat iedereen kan winnen. Dat is volgens de vier onzin. “Milaan-San Remo is lastiger dan iedereen denkt. Het is wel zo dat niet altijd de renner met de beste conditie wint. Maar je moet wel goed in orde zijn, anders win je sowieso niet”, vindt Terpstra. Dekker volgt hem. “Heel veel renners denken dat ze kunnen zegevieren, omdat je nooit veraf bent van de winnaar. Wielrennen is de sport van de hoop. Maar winnen blijkt hier moeilijker dan je denkt.”
Dat beaamt ook Van der Poel. “Als je na 290 kilometer de Poggio op moet rijden en dan nog moet sprinten in San Remo, dat is niet echt gemakkelijk, hoor. Dan lopen de beentjes twee keer achter elkaar heel makkelijk leeg, zo vroeg op het jaar. Vroeger zeiden we altijd dat als er nog vijftig man mee zitten op de Poggio, zijn dat veertig dooie mussen en tien die meedoen voor de zege.” Dat ondervond ook Boogerd aan den lijve. “In 1998 en 1999 was ik in absolute topvorm en wilde ik San Remo graag rijden. Ik had een zware koers nodig en viel daarom beide jaren op de Cipressa aan. Daarna werd ik teruggepakt, zoefden de sprinters voorbij en zag ik af als een beest op de Poggio. Na 1999 heb ik ‘m nooit meer gereden, want toen was ik er helemaal klaar mee”, lacht hij nu.
La Primavera vraagt om specifieke kwaliteiten
Boogerd vertelt dat hij in die jaren daarna twee keer de koninginnenrit in Tirreno-Adriatico won, waarna de Italiaanse journalisten hem huilend aanhoorden als hij vertelde met die benen La Primavera over te slaan. “Vloeken in de kerk”, lacht Boogie normaals. Maar wat maakt Milaan-San Remo nu zo’n lastige koers? “Je moet hier alles goed doen”, zegt generatiegenoot Dekker. “Dat is focus, zes en een half uur lang. Dat kan niet iedereen. Toch moet het, want in San Remo komt het aan op halve procentjes. Kom je op drie seconden boven op de Poggio, dan is het gat net te groot. Is het anderhalve seconde, dan ga je een keer blind door een bocht en je bent erbij.”

Dekker in Milaan-San Remo 2004 – foto: Cor Vos
Positioneren is daarbij uitermate belangrijk. “Dat is 90% van het werk”, legt Terpstra uit. “En je moet een heel goede parcourskennis hebben, om de timing van het positioneren goed te hebben. Wanneer schuif ik van de derde rij op naar de eerste rij, zodat je bij de eerste tien-twintig de Cipressa en Poggio opdraait?” Dat is moeilijker dan het lijkt, vindt Boogerd. “Ik kon redelijk goed wringen. Maar hoe ze in Milaan-San Remo naar de Cipressa rijden, daar moet je wel voor gemaakt zijn. Dat gaat zó hard. Het loopt er allemaal naar beneden. Je rijdt tussen muren. Het is heel beangstigend. Positioneren in San Remo is je leven riskeren. Mijn koers was het niet.”
In de tijd van Boogerd en Dekker eindigden de edities waaraan zij meededen vaak in een massasprint, waarbij hun ploegmaat Óscar Freire drie keer won. Tegenwoordig gebeurt dat niet meer. “Dat komt omdat het tactische vermogen van alle ploegen ieder jaar stijgt. Stevig tempo rijden voor pure sprinters, daar trappen teams niet meer in. Zij nemen dan gelijk over. Logisch ook. Iedere vijf meter die je op de Cipressa of Poggio te rustig doet, vergroot de kansen dat de sprinter eraan blijft hangen. Dat hangt soms echt maar van vijfhonderd meter af. Je hebt de hele lengte van beide hellingen nodig om het hard te maken. Zeker op de Poggio is dat zo.”
En dat is bijzonder, legt Boogerd uit. “Jij rijdt op een woensdagochtend naar de Poggio. Je stapt uit de auto en op de fiets. Je rijdt dat ding op. Dan denk je: ‘Zit ik hier verkeerd? Is dit nou die Poggio, hebben we het daar nu over?’ Die klim stelt helemaal geen reet voor. Maar na bijna 300 kilometer doet-ie dat wel”. Het bijzondere aan dat klimmetje is de factor die de wind speelt. “Hij is niet steil, maar daar ligt juist het gevaar”, legt Van der Poel uit. “Je wilt dan te hard, terwijl je al 290 kilometer in de benen hebt. Eigenlijk is het een sprint van een kleine vier kilometer. Ik vond dat best wel lastig zo vroeg in het voorjaar. Eenmaal boven, weet je hoe de vlag erbij hangt.”

Van der Poel in Milaan-San Remo beginjaren negentig – foto: Cor Vos
Vervolgens volgt de afdaling van de Poggio. “De moeilijkheid daarvan valt wel mee, hoor”, gaat Van der Poel verder. “Seán Kelly heeft Moreno Argentin daar ooit ingehaald. Het is wel handig dat je makkelijk mee naar beneden kunt rijden. Maar zo maar snel wegrijden, lukt daar niet. Of er moet een dosis geluk mee zijn, wat vorig jaar gebeurd is met Matej Mohorič. Want voor hetzelfde geld plakt hij twee keer tegen de muur, hè.” Net ná de afdaling is het laatste cruciale punt, vindt Dekker. “Er komt heel veel kijken in het laatste kwartier. Explosiviteit, afdalen en sprinten. In dat spectrum lonkt er bijna altijd een momentum dat je van achteruit een kans krijgt. Dat loont vaak.”
Waarom ligt deze koers ons Nederlanders zo slecht?
Dat loont vaak, stelt Dekker dus. Maar om de een of andere manier, niet voor Nederlanders. Alleen Arie den Hartog, Jan Raas en Hennie Kuiper wisten die code te kraken. “Hoe dat komt? Ik heb daar eigenlijk geen verklaring voor”, stelt Terpstra. “Misschien komt het omdat wij daar niet dezelfde parcourskennis hebben zoals de renners uit die regio.” Volgens Dekker ligt er een andere reden aan ten grondslag. “Milaan-San Remo is verder van ons verwijderd dan de Ronde van Vlaanderen of Parijs-Roubaix. La Primavera leeft bij ons veel minder, absoluut. Noem mij een Nederlander die ooit gezegd heeft dat hij Milaan-San Remo als hoofddoel heeft gesteld.”
Van der Poel is het daar deels mee eens. “Misschien hebben we daar in onze historie nooit echt de renners voor gehad. Eigenlijk hebben we in alle koersen altijd en overal wel meegedaan, op een paar na. Milaan-San Remo is er daar een van. Maar het dubbeltje had ook een paar keer de andere kant op kunnen vallen. Frans Maassen is een keer tweede geweest, Steven Rooks derde. Maar met dit gegeven, maakt dit wel een speciale wedstrijd.” Boogerd deelt die mening. “Er was een periode waarin Milaan-San Remo steevast in een massasprint eindigde. Met Jeroen Blijlevens hadden we toen een goede, maar die was niet goed genoeg om de Poggio te overleven.”

Boogerd probeerde op de Cipressa de koers naar zijn hand te zetten in 1998 – foto: Cor Vos
Boogerd meent wel dat Dekker de capaciteiten had om Milaan-San Remo te winnen. Uiteindelijk was Van der Poel het dichtst bij een overwinning. Hij werd zevende in 1988. “Dat was ook de enige keer dat ik in de positie was om te winnen. Laurent Fignon en Maurizio Fondriest hadden een kleine voorsprong bovenop de Poggio, wij zaten daar met vijf achter. Met Rooks had ik nog een ploeggenoot bij. Hij sprong dan twee kilometer voor het einde weg om als derde te eindigen. Daar was ik wel ontdaan over. Als we blijven samenwerken met vijf, hadden we daar kunnen winnen. Ofwel hij, ofwel ik. Nu reed hij vol voor plek drie. Dat was een vervelende situatie.”
“Achteraf heb ik er wel spijt van dat ik daar nooit met grote ambities ben gestart om te winnen”, vindt Poelidor. “Terwijl ik het wel altijd leuk vond om bij de Dom te starten, met het tekenen de dag ervoor. En eigenlijk misschien heel raar om te zeggen, maar met Milaan-San Remo sloot ik mijn voorbereiding af op de klassiekers die gingen komen.” Dekker had dan weer de ‘pech’ om met drievoudig winnaar Freire in dezelfde ploeg te zitten. “Dat heb ik nooit als iets negatiefs ervaren. Ik heb zelf wel gedroomd van beneden komen, van achteruit kunnen demarreren, voorop blijven en dan winnen. Maar ik koester vooral de herinnering uit 2004 toen Óscar wist te winnen.”
Het geheim hoe ‘we’ Milaan-San Remo moeten winnen
De kans dat er komende zaterdag voor het eerst in 38 jaar nog eens een Nederlander wint, achten de vier voormalig klassiekerspecialisten niet heel groot. “Als iemand het moet doen, dan is het toch Mathieu van der Poel”, zegt Boogerd. “Maar dan moet wel alles meezitten. Hij heeft al bewezen de Poggio te kunnen overleven. Nu moet hij het geluk hebben dat er niet nog eentje mee is die sneller is in de sprint of dat er iemand is die wegspringt. Hij is wel dé Nederlander die het zou moeten doen zaterdag. Maar hij moet al overal winnen, daarom denk ik dat de kans nu niet groot is. Zoals ik hem zag in Tirreno, denk ik dat hij in april beter gaat zijn dan dat-ie nu is.”
Vader Adrie noemt de kans zelfs ‘heel klein’ dat Kuiper zaterdag een opvolger krijgt. “Ik zie niet in wie van de Nederlanders gaat winnen, op dit moment. Ook Mathieu niet. De kans dat hij niet wint, is groter dan dat-ie wel wint.” Bovendien is hij dus niet helemaal tevreden over zijn vorm. “Toch kán het wel”, denkt Dekker. “Die ervaring heeft hij ook. Je kunt met superbenen of supervorm aan de start staan, maar ook net dat ene procentje missen. Want daar spreken we over. Soms is dat ene procentje er ineens wél. Van der Poel had dat vorig jaar ook, toen hij bijna out of the blue derde werd. Het is een vreemde koers. Kijk de laatste tien jaar maar na: outsiders winnen vaak.”

Terpstra in een onderonsje met Wellens in Milaan-San Remo 2021 – foto: Cor Vos
Terpstra maakt zich geen zorgen. “Dit is het moment dat je beter wordt. In de herstelperiode na Tirreno-Adriatico. Een paar weken terug werd Mathieu wereldkampioen veldrijden, daarna heeft hij goed op de weg getraind. Tirreno erachteraan, voor wat wedstrijdritme. Nu de rust. En dan supercompenseren.” Waar La Primavera voor Boogerd een mysterie was om de koers te lezen, heeft Terpstra een gouden tip. “Spaar zo veel mogelijk energie voor de laatste tien kilometer. Je moet in het begin van de Poggio van voren zitten, maar nog niet je kracht verschieten. Dan komt dat steile stukje en daar rijdt altijd de cameramotor maar vijf meter voor de koploper uit. Wacht niemand af, maar spring in het zog van de motor en je bent mee als de beste in koers aangaat.”
Wie wint Milaan-San Remo 2023 volgens de vier klassiekerspecialisten?
Tadej Pogačar won tot op heden alle drie de koersen die hij in 2023 reed. In voorbeschouwingen en bij de wedkantoren is hij de huizenhoge topfavoriet om zaterdag te winnen. Daar denken Boogerd, Dekker, Van der Poel en Terpstra anders over. “Voor Pogačar is het een heel grote uitdaging om de allerbeste renners ter wereld er op de Poggio af te rijden”, denkt Dekker. “Daarvoor is die klim voor hem – ook al is hij enorm explosief – niet lastig genoeg.” Boogerd vindt wel dat Pogačar bepalend kan zijn wie de koers uiteindelijk wint. “Hem kennende, zal hij ergens zijn duivels gaan ontbinden. Maar als hij blijft zitten en iedereen kijkt naar hem, wint er een ander.”
“We kunnen wel nagaan waar hij het verschil moet maken”, stipt Terpstra aan. Dat is gewoon een kort stukje, de steile strook op de Poggio. Iedereen weet ook dat hij daar zal gaan, dat is ook geen verrassing. Dus iedereen zal daar op focussen. Maar misschien net daarom gebeurt het dit jaar wel een keer op de Cipressa.” Volgens Van der Poel heeft Pogačar de sleutel dan weer niet in handen. “Dat heeft Jumbo-Visma. Zij kunnen met drie of vier man over de Poggio komen: Wout van Aert, Christophe Laporte en Jan Tratnik verwacht ik daar sowieso bij. Zij kunnen daarna controleren of de overtalsituatie uitspelen. Voor de anderen maakt dat het nóg moeilijker.”
Maar wie zegeviert er dan wel?
Michael Boogerd: “Wout van Aert. Ik had het nog niet verwacht, maar ik vind Van Aert wel heel sterk. Hij weet ook hoe het is om deze koers te winnen, natuurlijk. Als niemand Pogačar kan volgen op de Poggio, dan wint hij gewoon. Maar als dat niet lukt, dan wint Van Aert.”
Erik Dekker: “Mathieu van der Poel. Ik zou niet bewegen als Pogačar op de Cipressa gaat. No way. Dat zou ik echt dom vinden. Laat anderen hem maar terughalen. Koers opportunistisch.”
Adrie van der Poel: “Wout van Aert. Ik denk dat hij redelijk fris mee over de Poggio gaat komen en dan is hij toch een van de rapsten.”
Niki Terpstra: “Ik denk dat Wout van Aert de ideale capaciteiten voor deze wedstrijd heeft, zowel voor de Poggio als voor de eindstreep. Mathieu heeft wel het voordeel dat – als het een klein groepje is – hij echt dat explosieve heeft in de sprint. Ik noem van Aert, maar het zou net zo goed Van der Poel kunnen zijn. Weet je wat? We gaan gewoon voor Van der Poel.”

Zijn dit komend weekend opnieuw de drie grote tenoren? – foto: Cor Vos
35 Reacties
Mja, Luik of Lombardije zijn uiteindelijk ook “maar” 4 keer gewonnen, dat is ook weinig, alleen is de laatste keer toevallig recenter. Waalse Pijl 1 keer. Nederland ontwikkelt constant goede renners, maar de puncher is niet meteen de specialiteit van het huis.
Als land zou ik niet zozeer van San Remo wakker liggen en eerder eens iets doen aan die 38 jaar zonder wereldtitel, dat is confronterender.
Ooit dachten we DE puncher te hebben gevonden in Tom-Jelte Slagter, maar dat werd ‘m ook uiteindelijk niet.
Omdat het een loterij is waar elke elke goede renner die meedoet een kans maakt. Nederland heeft relatief weinig goede renners, dus de cummulatieve kans dat een Nederlander wint is klein. We moeten het altijd hebben van maximaal 1 of 2 toprenners, en hebben weinig renners in de categorie daaronder.
Wel jammer dat het geen sprinterskoers meer is, dat is op dit moment het enige gebied waarop we wel dik vertgenwoordigd zijn.
Zelfs als het nog wel een sprinterskoers zou zijn, hebben mannen als Groenewegen en Jakobsen niet de inhoud om te kunnen winnen. Kooij op termijn mogelijk wel, met wat meer ervaring en wat meer World Tour koersen in de benen.
rulifaller: klopt als een bus. De stelling 'Waarom is het voor een Nederlander zo lastig om S-R te winnen?' is een valse stelling. Het is een koers die sowieso voor elke favoriet lastig is te winnen. Voldoende kwaliteit in de breedte, dat is de factor die het meeste kansen biedt. Neem Pogacar, iedereen vindt hem topfavoriet, maar de kans dat hij wint is klein, punt.
Mooie foto van Kuiperke. Brak zijn elleboog en had anders toch vrij zeker de TdF gewonnen.
Over een klasbak gesproken, dat was er één.
Bedoel je de Tour van 1976? Zonder val had het gekund, maar vrij zeker?
Het lijkt nu net alsof Terpstra Wout van Aert zegt voor de winst, maar hij denkt Mathieu blijkt uit de slotzin…
Nutteloos artikel,zaterdag wint er gewoon een Nederlander
Klopt. Ik gok op Arvid de Kleijn. Won ook de vorige sprinterskoers die uit Milaan vertrok. De beste voorspelling voor het weer van morgen is nog altijd het weer van vandaag
rijdt niet in MSR
Vind ik ook
zo grappig dat je twee minnetjes kreeg
@zietemgaam Ja blijkbaar veel kenners hier op de site haha.
Het blijft leuk dat proberen te voorspellen wie de winnaar wordt. Maar het is natuurlijk flauwe kul. Gelukkig maar! De drie Nederlanders die deze koers hebben gewonnen, waren ook niet voorzien, maar wonnen wel. Terwijl de voorziene winnaars niet wonnen.
Deze koers past gewoon niet goed bij de specialisatie van Nederlandse wielrenners: iedereen die een beetje bergop kan rijden, wordt tot klimmer getransfereerd, terwijl sprinters vooral voor de vlakke koersen trainen en klassieke renners voor het Vlaamse werk. Explosieve punchers of mannen met een sterk eindschot na een zware koers hebben we daardoor niet zoveel. Van der Poel is natuurlijk wel zeer geschikt voor Milaan-Sanremo, maar lijkt dit jaar door de focus op het WK veldrijden niet de vorm te hebben om te winnen.
Is dat niet overal zo? Ik ben het eens met je punt, maar denk niet dat dit alleen in NL gebeurt. Bovendien ontwikkel je je niet bij je land maar bij je ploeg, dus dit kan onmogelijk een NL-issue zijn.
Het is overigens wel interessant: Deze klassieker is zo afwijkend (oa vanwege de lengte) dat het niet past bij een bepaalde specialisatie (puncheur sprinter kasseienvreter), waardoor je niet een geijkte top10 kunt opstellen en waardoor de uitslag moeilijk is te voorspellen. Loterij is het geenszins; dat woord zou mij eens uit de sport moeten worden verbannen.
Ik hoop dat de heren gelijk krijgen en Van Aert zegeviert. Milaan – San Remo is zo ongelooflijk onvoorspelbaar. Mooie interviews redactie. Dit bindt.
Eigenlijk de enige koers die nog ontbreekt op Sagans palmares. Van Aert, Sagan of Gaviria, zij hebben mijn grootste gunfactor. Overigens moeten we tot Freire terug, om de laatste renner te vinden die het monument meermaals won. Zegt veel over de onvoorspelbaarheid van Milaan – San Remo.
Prachtig stuk heren! Wat mij wel opvalt. Drie van deze vier Nederlandse ‘iconen’ voorspellen Wout als favoriet voor de zege. Nota bene Adrie zelf ook. Waar blijft de support voor Mathieu? Of zullen ze expres de druk elders leggen? Jullie Vlaamse collega’s (https://www.voorjaarsklassiekers.be/milan-sanremo-2023) geven in hun voorbeschouwing Wout de meeste sterren. Zijn die nou veel chauvinistischer, die Belgen? En waar blijft ons support voor Mathieu? Ik zeg Mathieu winst!
https://www.voorjaarsklassiekers.be/milan-sanremo-2023/
Er wordt niet gevraagd wie ze het leukste vinden, maar wie ze verwachten dat wint.
Misschien vinden ze WvA ook wel de leukste
Laporte gaat het doen.
Dat verre onderbuikgevoel heb ik eigenlijk ook. Die heeft (ook) alles in huis om deze koers te winnen. Zou het ook flinke zonde vinden mocht hij voor de forcing gebruikt worden op de Poggio, een afspraak dat ie door mag als Wout lost lijkt me handig voor Jumbo.
Tietema wint vandaag denk
Hatseflats, tot zover de scorebordjournalistiek
Mooi hè die voorbeschouwingen terug lezen.
Als Wout topfavoriet genoemd wordt wint die wellicht niet, Pogacar idem want iedereen zit op hun reet geplakt om zeker te zijn dat ze mee zijn als ze hun poep lichten en die koers is gewoon niet zwaar genoeg om echt verschil te maken. Ik denk dat de meest geslepen vos en wieltjeszuiger van de moment gaat winnen die nergens genoemd wordt: Girmay (al hoop ik uiteraard van niet).
Girmay is geen wieltjeszuiger, wat noem je van Baarle en Vingegaard dan? En Gaudu?
Ik zie Valter zomaar verrassen, vraag me niet waarom
Nu Benoot er niet is om mee te bekvechten misschien wel ja.
Waarom is het zo lastig voor Belgen (als je Merckx en De Vlaeminck even wegdenkt).
Met Fons Dewolf en Van Aert, en Tchmil tussendoor exact 2,5 Belgische overwinningen in meer dan 40 jaar.
En dan die immense dosis net-niets van Vanderaerden in tranen en Boonen…
Zou een beetje een rare kop zijn met 2 Belgische winnaars de laatste 3 jaar, niet waar?
En overmorgen een derde er bij.
Oeps, ik vergat Stuyven!