Ex-schaatser Ramses Debruyne maakte meteen indruk in eerste WorldTour-koersen
Interview In een serie met zeven vaste vragen stelt WielerFlits de komende dagen alle vijf Belgische talenten voor die op 1 januari 2025 hun profdebuut hebben gemaakt in de WorldTour. Vandaag is het aan Ramses Debruyne, die met Alpecin-Deceuninck de afgelopen weken al van het hoogste niveau mocht proeven in de Tour Down Under en UAE Tour.
Waar ben je opgegroeid en hoe kwam je in aanraking met de wielersport?
“Ik ben afkomstig uit Kortrijk en de eerste sport die ik heb beoefend, was het schaatsen. Maar na een tijdje ben ik daarmee gestopt. Mijn papa heeft wel altijd gefietst, en zo ben ik ook eerst met hem gaan fietsen en later beginnen koersen. Ik fietste al lang voor mijn plezier rond, rondjes van een of twee uurtjes. En toen ik niet meer schaatste, was de stap snel gezet om een andere sport te doen. Ik ben redelijk competitief ingesteld. Daarom heb ik gevraagd of ik kon beginnen koersen.”
“Vanaf de tweedejaars nieuwelingen begon ik mee te rijden voor overwinningen en kwam ik telkens bij de betere renners van het pak terecht. Dan merkte ik wel dat wielrennen iets voor mij was.”
Wat voor type renner ben je en wat zijn je sterke punten?
“In principe ligt alles van het Vlaamse werk tot een Ardennenparcours mij wel. Ik zie mezelf in de toekomst iets minder focussen op de lange klimmen, maar als ik in vorm ben kan ik dat ook wel. De Jabel Hafeet van in de UAE Tour was met een inspanning van dertig minuten wel redelijk op de limiet, maar ik werd er wel tiende. Veel langer hoeft het voor mij niet te zijn.”

Debruyne tijdens de UAE Tour – foto: Cor Vos
Wat zijn je belangrijkste prestaties?
“Bij de jeugd denk ik dan direct aan mijn derde plaats in de Ronde van Lombardije voor beloften van 2023 (na Junior William Lecerf en Archie Ryan, red.). Daar stonden superveel goede renners aan de start en het was een superlastig parcours. Misschien was dat mijn strafste prestatie tot nu toe.”
“Maar ook die tiende plaats in de UAE Tour van vorige week was heel leuk, en onverwachts. Op Jabel Jais voelde ik wel dat ik degelijk kon klimmen, maar ik wist ook dat ik nog te kort kwam om mee te gaan met de beste tien à twintig renners. In de laatste rit was er genoeg wind om een waaier te trekken. Ik ben een zwaardere renner dan de meeste klimmers die rond de zestig kilogram wegen. Dan komt het mij goed uit dat er wat in de wind gereden moet worden en er vermoeidheid in de benen zit voor de slotklim.”
Waarom koos je voor je huidige ploeg?
“Omdat ik Alpecin-Deceuninck al, vanaf de ploeg op profniveau actief was, volg. Ik heb hen altijd een heel mooie ploeg gevonden. Ze koersen altijd attractief en ze zijn ook echt een team. Dat zag je op televisie en vanaf ik effectief in de ploeg terechtkwam, werd duidelijk dat mijn beeld klopte. Dat sprak me aan. Ik moest ook niet weg bij Lotto Dstny, waar ik ook in de jeugd heb gereden. Maar het was een keuze, waarin ik moest afwegen waar ik tot de beste renner zou kunnen evolueren.”

Debruyne, helemaal kapot in de Tour Down Under – foto: Cor Vos
In welke koersen gaan we je zien?
“Na de twee rittenkoersen in Australië en UAE die ik al heb gereden, volgen er normaal nog wel een paar lastige wedstrijden op WorldTour-niveau. De volgende is Parijs-Nice, en dat gaat al meteen een stapje meer zijn. Heel het jaar worden het mooie wedstrijden. Ik moet er niet mee inzitten dat ik geen mooi programma ga rijden, dat zit er sowieso wel in.”
Wat zal je rol voornamelijk zijn volgend seizoen?
“Het is een jaar om te ontdekken en te leren voor mij. Er worden nog geen resultaten verwacht, maar als ik top 10 kan rijden zoals op Jabel Hafeet, dan is dat wel mooi meegenomen als het lukt. Ze sturen mij zonder druk naar die koersen. In de ritten die me goed lagen, mocht ik proberen wat ik kon. En op de andere dagen heb ik gewoon op kop gereden voor Jasper (Philipsen, red.) en aan de auto dingen voor hem gaan halen. Die combinatie maakt het heel gevarieerd en leuk. Dat zal het komende jaar ook wel meer het geval zijn.”
Welk leuk feit móeten mensen van jou weten naast het wielrennen?
“Ik zit in mijn derde jaar van de Bachelor Bio-industriële Wetenschappen in Kortrijk. Meestal moet ik een voormiddag in de week in het labo staan om dingen te onderzoeken op school. Dat is bij momenten zwaar, maar er zijn intussen genoeg voorbeelden in het peloton dat het mogelijk is om een studie te combineren met profsport. Als je daarnaast maar voldoende rust neemt.”