‘Wout van Aert en Mathieu van der Poel zijn nu minder sterk dan in 2018’
Interview Mathieu van der Poel, Wout van Aert en Tom Pidcock trakteerden de crossfans de laatste week op spektakelstukken van de hoogste plank. Likkebaardend komen analytici superlatieven te kort. Om iets meer duiding aan de prestaties te geven, legt WielerFlits een vijftal stellingen voor aan oud-wereldkampioenen Lars Boom, Richard Groenendaal en Erwin Vervecken.
De illusies dat de Iserbyts, Sweecks, Vanthourenhouts en Van der Haars jaarlijks denken mee te kunnen met de grote drie, kunnen naar het rijk der fabelen.
Boom: “Voor een aantal wel. Maar ik zie dat Lars van der Haar op sommige parcoursen toch steeds dichterbij komt. In Zolder finisht hij op zestien seconden, dat vind ik heel erg knap. Bovendien is de seizoensopbouw van de fulltime crossers anders dan die drie. Daarom is gelijke tred houden ook niet altijd realistisch. Als je kort opbouwt naar het WK, kun je sneller pieken. Die anderen moeten hun vorm verdelen over een hele winter, dat maakt het lastig. Rijdt iedereen hetzelfde programma, dan is het niveauverschil misschien iets minder groot. Dat die andere jongens kiezen voor fulltime crosser, mag het publiek iets meer waarderen.”
Groenendaal: “Op deze manier zullen zij nooit met die drie kunnen wedijveren. Als die andere drie vanaf begin september beginnen te crossen, is dat een ander verhaal. Van der Poel, Van Aert en Pidcock stappen in als die andere mannen al twintig wedstrijden hebben gereden. Dat gaat niet in de koude kleren zitten. Maar natuurlijk snap ik de stelling wel. Dat is ook zo. Toen Van Aert en Van der Poel – en in mindere mate Pidcock – aan een andere carrière begonnen, konden al die andere namen hen ook al niet kloppen.”
Vervecken: “Niet honderd procent akkoord. In 95% van de crossen, kunnen al die andere mannen niet mee. Dat bewijzen de cijfers. Op dit moment zien we zeker een heel, heel, heel hoog niveau bij Wout en Mathieu. Ook Pidcock is de laatste twee crossen stilaan aan zijn beste vorm aan het geraken. Eli Iserbyt, Lars van der Haar en co zijn – laten we het zo zeggen – van het normale topniveau. Alleen zijn er nu twee die er nog ver bovenuit steken.”
Startgelden voor Van der Poel, Van Aert en Pidcock liggen onevenredig hoog.
* Het Laatste Nieuws publiceerde onlangs een artikel met de startgelden van de drie. Van Aert kun je volgens de krant vastleggen voor tussen de 15.000 en 20.000 euro. Van der Poel komt voor minstens 15.000 euro en Pidcock krijgt zo’n 8.000 euro startgeld. Voor de goede verstaander: per cross.

Lars Boom als wegrenner in de cross, 2019 – foto: Cor Vos
Boom: “Daar is al heel lang een discussie over. Is het normaal dat je startgeld krijgt op een cross? Als die jongens rijden, verdient een organisatie misschien ook wel 100.000 euro extra. Is het erg dat die jongens zo veel verdienen? Ik denk dat ze hen waarderen en dat je als renner stom bent als je dat niet meepakt. Maar ik vind wel dat alle renners – heren en dames – iets moet krijgen. Het kan niet zo zijn dat er voor een aantal renners te weinig of bijna niets is en die jongens wel iets krijgen. Ik snap dat organisaties die keuzes maken. Maar onthoud wel dat fulltime crossers een heel jaar lang nodig zijn.”
Groenendaal: “Ja en nee. Enerzijds vind ik het jammer als ik organisatoren hoor zeggen dat er geen geld is voor subtoppers, als die drie aan het vertrek staan. Anderzijds leveren die mannen wel waar voor hun geld en het publiek. Dus zijn ze dat zeker waard.”
Vervecken: “Dat is een heel delicate vraag, omdat ik die startgelden moet verdelen en de budgetten opmaak (lacht). En nee, ik ga niet vertellen hoe veel die mannen verdienen. Het feit is wel dat Mathieu en Wout veel meer volk op de been brengen. Kijk maar naar de laatste weken. Dan zijn ze dat bedrag waard, absoluut.”
Een cross met Van Aert, Van der Poel en Pidcock is spannender om naar te kijken dan zonder hen.
Boom: “Niet altijd. Als zij niet meedoen, heb je ook een heel mooie strijd. Maar die drie brengen zonder twijfel iets extra’s, meer sfeer ook. Hun deelname spat er wel vanaf. Dat is mooi om te zien.”

Groenendaal werd in 2000 wereldkampioen in zijn eigen woonplaats Sint-Michielsgestel – foto: Cor Vos
Groenendaal: “Nee, dat is niet waar. Zonder hen kun je ook mooie wedstrijden hebben. De crossen bij de dames zijn altijd spannend, bijvoorbeeld. Puur voor de spanning hoeven zij er zeker niet bij te zijn.”
Vervecken: “Ik merk dat er meer commotie, media-aandacht en beleving is als die drie meedoen. De traditionele tegenstelling Wout-Mathieu, België-Nederland, de absolute twee toppers die dan ook nog eens heel hard aan elkaar gewaagd zijn. Dus wat dat betreft zeker wel. Maar dat wil niet zeggen dat we niet al heel mooie duels hebben gezien tussen de rest, vaak tot op de streep. Zeker bij de vrouwen hebben we de laatste jaren prachtige gevechten gezien. Dat was de laatste jaren spannender dan bij de mannen. Maar over Wout en Mathieu volgen veel meer artikelen. De media klopt dat op, en terecht. Het zijn prachtige duels. Diegem woensdag was absoluut topsport van de bovenste plank.”
Het niveau in de cross is – zelfs in Roger De Vlaeminck zijn tijd – nog nooit zo hoog geweest.
Boom: “Dat klopt. Zelf heb ik nog een aantal keer geprobeerd te crossen tijdens mijn wegcarrière. Dat was totaal anders dan toen ik nog volledige crosswinters afwerkte, een jaar of vijftien geleden. Als je kijkt hoe die jongens nu rondrijden, dan klopt dat wel, ja. De fietsen – denk aan schijfremmen – zijn allemaal geëvolueerd. Daar kunnen ze een stuk harder door gaan. Maar bovenal: als je ziet wat voor een techniek die jongens tegenwoordig hebben, dat is anders dan in de tijd dat ik reed. Ze hebben van jongs af aan op die fiets gezeten. Voor hen is het een tweede natuur.”
Groenendaal: “Die durf ik niet aan te gaan. Ik denk dat Van Aert en Van der Poel in 2018 op een hoger niveau reden in het veld, dan dat ze nu doen. Dan praat ik over crosstechnische inhoud. Beiden waren toen nog veel meer veldrijder, nu zijn ze meer wegwielrenner. Het is nu één bonk kracht wat er rondrijdt. Ik kijk daar minder graag naar; ik houd juist meer van de stijl van Michael Vanthourenhout en Pidcock. Dat zijn mannen die het moeten hebben van hun techniek en niet alles kunnen oplossen met kracht.”

Vervecken werd drie keer wereldkampioen – foto: Cor Vos
Vervecken: “Akkoord. Ik behoor tot de vorige generatie. Ik durf niet te beweren – zelfs niet op een goede dag – dat ik tegen Wout en Mathieu had kunnen concurreren (lacht). Dat is duidelijk nog een niveau hoger dan wij in onze generatie ooit hebben gehaald. Daar moeten we eerlijk in zijn. Niemand van gelijk welk crossverleden ooit heeft dat niveau gehaald, zelfs. Dat heeft te maken met een mix van beroepsernst, onderlinge strijd, supermotivatie en bovenal puur talent. Het is niet voor niets dat Wout en Mathieu in de Tour, de Giro en de klassiekers overal meedoen om te winnen. Zet die morgen in een gravel- of mountainbikewedstrijd en ook daar zijn ze wereldtop. Dat is bewijs van hun ongekende talent.”
Wout van Aert is onderaan de streep de beste van de drie.
Boom: “Vind ik heel lastig. Hij is wel beter dan Pidcock. Maar Mathieu en Wout zijn gelijkwaardig. De een is een procentje beter in het een, de andere is een procentje beter in het andere. Als je het allemaal tegenover elkaar zet, zal er een beste van de twee uitkomen. Maar wie dat dan is, vind ik lastig om te zeggen.”
Groenendaal: “Als je de laatste dagen de wedstrijden bekijkt, stellen we onszelf die vraag allemaal. Dat kan ik niet zeggen. Die vind ik heel lastig. Ik geloof wel dat ze beiden nog niet in topvorm zijn. Als we eerlijk zijn, zie je Mathieu vrijdag in Mol en woensdag in Diegem in de laatste drie ronden inleveren. Dat is een teken dat hij nog niet in topvorm is. Wout zal ook nog niet absoluut top zijn, kijk maar naar Gavere. Hij heeft zich in Diegem ook drie keer moeten heruitvinden om Pidcock in de laatste honderd meter af te troeven.”
Vervecken: “Als het een pure rechttoe-rechtaan sprint is waarbij ze allebei van ver kunnen aanzetten, dan denk ik dat Wout inderdaad nog een klein streepje voor heeft. Maar dat hangt heel veel af van de vorm en frisheid van de dag. Ik vind wel dat Mathieu net iets scherper is om een finale te rijden. In zo’n laatste halve ronde kan hij met zijn explosiviteit en techniek net het verschil maken. Daar is hij net iets in het voordeel. Komt het puur op de power aan, dan zet ik eerder mijn geld in op Wout.”

Op nog meer mooie duels: deal! – foto: Cor Vos
Heb jij RIDE Magazine al besteld?

Enerzijds heeft Van Aert zijn motor vergroot sinds hij bij Jumbo is gaan rijden in 2019.
Anderzijds kan Mathieu op technisch vlak minder verschil maken dan toen hij nog veel meer crossen (en crosstraining) deed als full-time veldrijder. Lijkt me logisch dat je technische suprematie een beetje vermindert als je zoveel op de weg rijdt en traint.
Daardoor ligt het nu wat dichter bij elkaar in de cross. Je ziet op de weg eigenlijk ook dat Wout enorme stappen gezet heeft als sprinter, tijdrijder en klimmer, terwijl Mathieu vooral die hele goede klassieke coureur is gebleven van aan het begin van zijn wegcarrière.
Volgens mij is de evolutie van Van Aert niet enkel de verdienste van TJV maar ook van hem zelf door extreem gefocust met zijn vak bezig te zijn.
Voor herhaling vatbaar.
hier nu hopeldepopel van raken is een beetje ja, ... armoedig
5 stellingen en 15 meningen. Dan is de kop niet bepaald sterk. Doet zelfs totaal anders vermoeden.
Van Aert is denk ik momenteel ook lang nog niet op het niveau van vorig seizoen, wellicht bewust. We zullen zien wat de rest vh seizoen brengt, hopelijk de spankracht van de laatste crossen...
.
Het is een prachtig coureur, leuke interviews, lef, gaat ervoor en maakt het die twee vaak moeilijk. Maar hetzelfde niveau, nee. Vandaar dus alhier geen vergelijking.
Dat dit een hele sterke generatie is, is ontegensprekelijk waar. De koers op de weg als graadmeter lijkt mij persoonlijk een goed uitgangspunt. Je legt de crossers in de weegschaal met een veel groter profpeloton. Dan kan je alleen maar concluderen dat gedurende een hele tijd er weinig wereldtoppers in het veldrijden zaten. Al de renners van Liboton, Adrie Van Der Poel, over Baars, De Bie, De Brouwer, Herrijgers, Pontoni, Frischknecht, Richard, Zberg, Mourey, Simunek, Groenendaal, Nijs, Wellens, Vervecken, Pauwels tot Albert, Van Der Haar,... waren geen wereldtoppers. Adrie Van Der Poel benadert dan nog het dichtst de huidige generatie met een heel mooi palmares.
Maat wanneer we iets verder terug kijken naar Roger de Vlaeminck, dat is toch een ander paar mouwen. Wanneer je carrière overlapt met die van Merckx en je kan 4 keer Roubaix winnen, 3 keer San Remo, 1 LBL, 1 Ronde Van Vlaanderen, 2 keer Lombardije, 22 etappes in de giro, 6 x tirreno, Ronde Van Zwitserland,...
Dan zie ik ook geen reden om het cross niveau van de Vlaeminck lager in te schatten.
Maar ja, is de wegcarrière wel een goede graadmeter om de beste crosser aan te duiden? En doet dit de cross geen oneer aan?
Heeft het daarnaast überhaupt enig nut om generaties te vergelijken? Kan je dat eigenlijk wel? Wie wordt er beter van een antwoord te krijgen op een vraag die nooit aan de orde zal zijn.
Zeker met de cross welke vroeger serieuzer werd genomen maar dan door minder goede wegrenners en nu stukken minder serieus met wel 3 topwegrenners er bij. Tsja dan krijg je dat gedoe van de grote 3. Boonen, Cancellara en een leuke 3e er bij waren ook de grote 3 geweest indien ze zouden veldrijden destijds. Zo veel is zeker.
Op de weg schat ik WvA nog iets hoger in dan MvdP, al is dat een momentopname gebaseerd op de laatste 2 jaar. Echt vergelijken zullen we pas kunnen op het einde van hun carrières.
Merckx was de beste in zijn tijd en heeft het grootste palmares maar het is geen garantie dat hij het nu even goed had gedaan.
Omgekeerd vind ik een minder accurate voorspelling.
Dat is allereerst super om te zien want ik geniet van alle toppers ongeacht hun nationaliteit, maar ergens knaagt het wel dat MvdP er niet alles uithaalt en Wout wel. Of dat gevoel klopt valt te betwijfelen als je ziet wat MvdP allemaal gewonnen heeft het afgelopen jaar.
Maar zo is t natuurlijk niet. Als ze dat doen, komen die pure crossers er ook niet aan te pas.
Waar ze in t artikel wat aan voorbij gaan is dat er nog meer mensen via tv kijken dan op t parcours zelf. Op tv vullen de grote 3 op een dag als vandaag samen met de reclameborden zo’n 90% van de zendtijd. De overige 10% van de zendtijd waarin de anderen in beeld rijden zijn de eerste 3 minuten na de start als figurant en na de finish om de tijd te doden totdat de grote 3 klaar zijn met hun snoetepoetser en gympen aan hebben. Verdeling geld op deze wijze dus terecht.
Een veel beter argument zou zijn dat WvA 3 van de 4 laatste crossen van MvdP won. Dat is objectief beter dan een psychologische analyse waarbij je met een kijk in de ziel het verschil poogt uit te leggen.