Tour 2021: Voorbeschouwing op het parcours
foto: Cor Vos
Koen Middendorp
zaterdag 26 juni 2021 om 09:00

Tour 2021: Voorbeschouwing op het parcours

De 108ste editie van de Tour de France staat op het punt van beginnen. Zoals u van ons gewend bent, blikken we in de dagen voorafgaand aan de Franse ronde uitgebreid vooruit op La Grande Boucle. Wat kunnen de renners straks verwachten, tussen Brest en Parijs, in een tocht van bijna 3.500 kilometer? We nemen het parcours uitgebreid onder de loep.

[bingoal id=”17314″ link=”https://bit.ly/bingoal-tour2021-geel” title=”Wie wint de Tour de France 2021?”]

In de Giro d’Italia en de Vuelta a España is het de normaalste zaak van de wereld dat de renners in de eerste week al een pittige bergetappe krijgen voorgeschoteld, maar Tourbaas Christian Prudhomme en diens rechterhand en parcoursbouwer Thierry Gouvenou kiezen dit jaar voor een klassieke aanloop van de grootste wielerwedstrijd van het jaar. Natuurlijk, in de eerste Tourweek zit een ongeluk in een klein hoekje en staan er voldoende verraderlijke etappes op het programma, maar de echte bergen doemen pas op in de tweede week.

Met twee heuveletappes, een eerste individuele tijdrit en meerdere vlakke ritten belooft het een hectische maar ook zeer interessante openingsweek te worden. De puncheurs dromen van het geel, de sprinters van een of meerdere etappezeges en voor de klassementsrenners is het zaak om die eerste Tourweek zo goed mogelijk door te komen. Als ze daarin slagen, is het moment daar om toe te slaan in de twee Alpenetappes. De klimmers komen in week twee zeker aan hun trekken met finishes in Le Grand-Bornand en Tignes.

En toch verkopen we geen onzin als we stellen dat het zwaartepunt dit jaar ligt in de Pyreneeën, al krijgen de coureurs tussen de twee beroemde bergketens eerst nog een dubbele beklimming van de zo gevreesde Mont Ventoux voor hun kiezen. Na een loodzwaar slotstuk in de Pyreneeën, de reeds afgepeigerde renners finishen onder meer op de Col du Portet en Luz Ardiden, valt de beslissing normaal gesproken in de tweede individuele tijdrit in wijnstreek Dordogne. Om vervolgens traditiegetrouw te finishen in hartje Parijs.

De 108ste Tour de France kort samengevat

  • 21 etappes
  • 3.417,5 kilometer
  • Start in Brest
  • Finish in Parijs
  • Rustdagen op maandag 5 en maandag 12 juli
  • Twee tijdritten
  • 58 tijdritkilometers
  • Drie aankomsten bergop
  • Twee aankomsten op een heuvel
  • Twee etappes door de Alpen
  • Vier etappes door de Pyreneeën
  • Drie etappes langer dan 200 kilometer
  • Dertien etappes tussen de 150 en 200 kilometer
  • Drie etappes in lijn tussen de 100 en 150 kilometer
  • 23 beklimmingen van vierde categorie
  • 10 beklimmingen van derde categorie
  • 9 beklimmingen van tweede categorie
  • 13 beklimmingen van eerste categorie
  • 5 beklimmingen van de buitencategorie
  • Souvenir Henri Desgrange (Port d’Envalira, 2.408 meter)

Bretoens puncheurparadijs

Eigenlijk was Kopenhagen dit jaar voorzien als vertrekpunt voor de 108ste editie van de Ronde van Frankrijk, maar door de coronacrisis en de daaropvolgende verschuivingen op de sportkalender kwam Brest in beeld als nieuwe startplaats. Kopenhagen zal nog een jaartje moeten wachten op een Grand Départ in Denemarken, voor Brest is het na 1952, 1974 en 2008 de vierde keer dat ze de wielerwedstrijd in gang mogen schieten. In het wielergekke Bretagne is een geaccidenteerde openingsetappe uitgetekend.

De strijd om de eerste bergtrui van deze Tour zal hevig zijn, aangezien de renners onderweg over de Côte de Trébéolin, Côte de Rosnoën, Côte de Locronan, Côte de Stang Ar Garront en Côte de Saint-Rivoal, variërend van de derde en vierde categorie, trekken. Het zijn voor doorgewinterde profs zeker niet de zwaarste beklimmingen, maar het zijn wel ideale opwarmertjes voor het slotklimmetje in finishplaats Landerneau. Op de Côte de la Fosse aux Loups (3 km aan 5,7%) zal er een hevig gevecht ontstaan voor de eerste ritzege én de gele trui.

Vanaf de oever van de rivier de Élorn begint de weg vijfhonderd meter te stijgen aan net geen 10%, met een maximale hellingsgraad van 14%. De betere klimmers kunnen hier al misschien iets uitrichten, al is het belangrijk om niet te vroeg te gaan. Na deze steile passage van een vijfhonderdtal meter vlakt de weg af naar 6% en de tweede helft van de klim is iets voor de renners met de grote versnelling. Maar wie te vroeg gaat, kan zichzelf ongenadig hard tegenkomen. Renners als Mathieu van der Poel en Julian Alaphilippe hebben deze etappe met rood omcirkeld in hun agenda.

Zaterdag 26 juni, etappe 1: Brest-Landerneau (197,8 km)

Zondag 27 juni, etappe 2: Perros-Guirec-Mûr-de-Bretagne (183,5 km)

Ook de eerste zondagetappe speelt zich af in het noorden van Bretagne en zal wellicht een gelijkaardig koersverloop opleveren. Vanuit de toeristische plaats Perros-Guirec, gelegen aan de Kanaalkust, trekt het peloton wat meer de binnenlanden van Bretagne in om 183 kilometer verderop te finishen op de côte de Mûr-de-Bretagne. Ook nu treffen de renners voor de slotklim nog enkele vervelende kuitenbijters op hun pad, waar ook weer bergpunten te verdienen zijn voor de bolletjestrui. De puncheurs mogen zich opnieuw in hun handen wrijven.

De Mûr-de-Bretagne is twee kilometer lang aan een gemiddelde van 6,9% en doemt in de finale zelfs twee keer op. De eerste keer op goed twintig kilometer van de streep en na een lokale ronde is de finishlijn gekalkt op de top van dit klimmetje. Het lastigste deel van de Mûr-de-Bretagne volgt helemaal in het begin, met een eerste kilometer aan 10%. Vervolgens vlakt de klim af en in de laatste 500 meter komen de percentages niet meer boven de 3%. Wie hier nog een tandje groter kan schakelen, is absoluut in het voordeel.

Het is alweer de vierde keer dat de Tour de France stopt op de top van de Mûr-de-Bretagne. In 2011 kwam de Tourorganisatie op het idee om een aankomst te organiseren op deze helling en kreeg het met Cadel Evans een waardige eerste winnaar. De Australiër, die later dat jaar ook de Tour de France zou winnen, wist met een ultieme jump de al vroeg juichende Alberto Contador nog voorbij te steken. In 2015 boekte Alexis Vuillermoz er de grootste overwinning uit zijn carrière en in 2018 was Daniel Martin de allerbeste puncheur.

Alberto Contador valt aan op de Mûr-de-Bretagne, Philippe Gilbert volgt – foto: Cor Vos


Langs wijnvelden en kastelen

Na twee etappes voor de explosieve springveren krijgen de sprinters op maandag 28 juni de gelegenheid om voor hun eerste zege te sprinten, als de karavaan vanuit de ooit zo belangrijke havenstad Lorient vertrekt naar Pontivy. Eerst trekken de renners richting het oosten en de kustlijn van de Golf van Biskaje, om vervolgens het wat meer geaccidenteerde binnenland van Bretagne op te zoeken. Dit betekent dat er nog twee beklimmingen van vierde categorie volgen, maar de sprinters zullen hier zeker niet wakker van liggen.

Uiteindelijk leidt de route de renners naar Pontivy, een middeleeuws stadje dat voor het eerst de Tour de France mag verwelkomen als finishplaats. Een leuk weetje: in Pontivy stond 48 jaar geleden de wieg van David Lappartient, de huidige voorzitter van de internationale wielerunie die als speciale gast ongetwijfeld bij de finish zal staan. De finishstreep ligt bij het fraaie Château des Rohan, aan de oevers van de rivier Blavet. De laatste kilometers zijn biljartvlak en dus moet er al iets geks gebeuren om geen eerste massasprint te krijgen.

Maandag 28 juni, etappe 3: Lorient-Pontivy (182,9 km)

Dinsdag 29 juni, etappe 4: Redon-Fougères (150,4 km)

Een nieuwe Tourdag, een nieuwe massasprint? Die kans is vrij groot als we kijken naar het routekaartje van etappe vier. Starten in Redon, finishen in Fougères en onderweg geen enkele beklimming die meetelt voor het bergklassement. Pure sprinters als Sam Bennett en Caleb Ewan zullen het graag horen. Net voor halfweg koers buigt het peloton ter hoogte van Janzé af naar het noorden, om via glooiende wegen richting Rennes te fietsen, al kiest de organisatie niet voor een passage door de hoofdstad van de regio Bretagne.

Nee, het organiserende ASO heeft bij het uittekenen van het parcours rekening gehouden met waaiers. Of de wind op de dag zelf gunstig staat, is een tweede, maar het peloton trekt veelal door de open vlakten van Bretagne. We weten dat het in deze regio weleens hard kan waaien en dat zal de nervositeit in de karavaan alleen maar vergroten. Na een zeer technische en verraderlijke finale, met drie rotondes in de laatste drie kilometer, lopen de laatste meters in Fougères nog lichtjes bergop. Wie sprint pal voor de basisschool Jean de la Mennais naar de zege?

Mark Cavendish boekte in Châteauroux zijn allereerste Tourzege, 2008 – foto: Cor Vos

Voor het eerst sinds de Tour van 2017 zijn er twee tijdritten opgenomen in het routeschema en dat hebben de renners geweten ook. Op dag vijf is het tijd voor de eerste beproeving tegen de klok, eentje van 27,2 kilometer naar het evenementencomplex Espace Mayenne. In het plattelandsdorp Changé, net buiten de stad Laval en gelegen aan de rivier Mayenne, staat het startpodium. Van daaruit gaat de route eerst in noordelijke richting over op- en afgaande wegen naar Saint-Jean-sur-Mayenne, waar de eerste tussentijden worden opgemeten.

Vervolgens blijft het op- en neergaan richting Bonchamp-lès-Laval, waar we voor de tweede keer te horen krijgen of een renner bezig is aan een goede tijdrit. Na het buitenrijden van Bonchamp-lès-Laval steken de renners opnieuw de Mayenne over en loopt de weg weer omhoog tot aan het Espace Mayenne in Laval, waar we Tom Steels en Jacky Durand in het verleden al eens een Touretappe zagen winnen. Zeker is dat de verschillen behoorlijk hoog zullen oplopen en dat we na deze tijdrit al kunnen spreken van winnaars en verliezers.

Woensdag 30 juni, etappe 5: Changé-Laval Espace Mayenne (27,2 km, ITT)

Donderdag 1 juli, etappe 6: Tours-Châteauroux (160,6 km)

Een dag na de eerste individuele chrono is het voor sommige klassementsrenners al wonden likken, maar echt veel tijd om bij te komen is er niet. Rit zes trekt van Tours, uiteraard bekend als aankomstplaats van de vermaarde najaarsklassieker Parijs-Tours, naar Châteauroux. Zowel in de start- als finishplaats zagen we al verscheidende Touretappes finishen en bijna altijd ging er een rappe man met de zege vandoor. Het is dus ook niet heel erg verrassend dat we ook nu weer uitgaan van een massasprint in Châteauroux.

Maar voor het zover is, trekken de renners eerst nog door de vallei van de Loire en zien we Frankrijk misschien wel in zijn meest pure vorm, met al zijn kastelen, historische dorpen, wijngaarden en culturele bezienswaardigheden. Onderweg passeert het peloton ook nog even Amboise, waar de beroemde culturele duizendpoot Leonardo da Vinci ligt begraven. De finale richting Châteauroux is redelijk rechttoe-rechtaan en is zoals eerder gezegd op maat van de sprinters. De laatste winnaars in Châteauroux: Mario Cipollini en twee keer Mark Cavendish.

Daags voor de eerste Alpenetappe naar Le Grand-Bornand mogen de heren wielrenners zich opmaken voor een pittige etappe over 249,5 kilometer en drieduizend hoogtemeters. Het is meteen de langste etappe van deze Tour en is op maat van de rasaanvallers. Vanuit Vierzon, ooit bezongen door de legendarische chansonnier Jacques Brel, gaat het door het Loiredal, Bourges en Nevers naar de heuvelachtige bergstreek Morvan, niet zo heel ver van het Centraal Massief. Na goed 150 kilometer loopt het voor het eerst een keer goed omhoog.

Vrijdag 2 juli, etappe 7: Vierzon-Le Creusot (249,1 km)

Na de Côte de Château-Chinon, Côte de Glux-en-Glenne en de Côte de la Croix de la Libération in een straal van vijftig kilometer bereiken de renners na 236 kilometer de voet van de Signal d’Uchon, zonder enige twijfel de scherprechter van de dag. Hecht niet te veel waarde aan de gemiddelde hellingsgraad van dit steile bospaadje, dat voor het eerst is opgenomen in het Tourparcours. Pas in de tweede helft van de klim worden de écht steile stroken opgezocht, want vanaf dat moment schieten de percentages de dubbele cijfers in.

In de laatste twee kilometer van de Signal d’Uchon piekt het wegdek bij momenten aan 18% en dit zal ongetwijfeld heel wat renners inspireren om ten aanval te trekken. Eenmaal op de top is finishplaats Le Creusot nog goed achttien kilometer verwijderd. Na een korte afdaling volgt er met de Côte de la Gourloye nog een laatste springplank naar eeuwige glorie. Het is voor de derde keer dat het oudje mijnstadje Le Creusot de Tour ontvangt en de tweede keer dat de ronde hier finisht, na een tijdrit (gewonnen door Jan Ullrich) in 1998.


In het spoor van Linus en Michael

Na zeven dagen trekt het peloton dan eindelijk het hooggebergte in voor de eerste van twee Alpenetappes. In Oyonnax, gelegen in de vallei van het Jura-gebergte, wordt er gestart en gaat het via zuidoostelijke richting naar Saint-German-de-Joux, Fragny en Cruseilles. Vervolgens wordt via La-Roche-sur-Foron en Bonneville de voet van de Côte de Mont-Saxonnex (5,7 km aan 8,3%) bereikt, de eerste van een drietrapsraket aan beklimmingen van eerste categorie. De top van deze klim ligt op een hoogte van 960 meter.

Eenmaal op de top wordt er weer afgedaald naar Sionzier en Cluses, waar de weg weer begint te stijgen naar een hoogte van 1.297 meter. De Col de Romme is een col van net geen negen kilometer aan bijna 9% en zal hoe dan ook in de benen kruipen. De Col de Romme wordt in de Tour vaak aangedaan in combinatie met de Col de la Colombière (7,5 km aan 8,5%) en dat is dit jaar niet anders. De Colombière is een vrij gelijkmatige klim, maar op de flanken van deze Alpencol kunnen klassementsambities zeker sneuvelen.

Linus Gerdemann veroverde in 2007 de ritzege én de gele trui in Le Grand Bornand – foto: Cor Vos

Ook niet onbelangrijk: op de top van de Colombière zijn, net als op de Mûr-de-Bretagne en Signal d’Uchon, acht, vijf en twee bonificatieseconden te verdienen. De renners die als eerste bovenkomen, moeten dan nog wel vijftien dalende kilometers afwerken richting de aankomst in wintersportdorp Le Grand-Bornand. We hoeven maar drie jaar terug in de tijd voor de laatste aankomst in Le Grand-Bornand. In 2018 wist Julian Alaphilippe er zijn eerste Tourrit te winnen. Le Grand-Bornand is ook de plek waar de inmiddels gestopte Linus Gerdemann zijn mooiste dag als wielerprof beleefde.

Zaterdag 3 juli, etappe 8: Oyonnax-Le Grand-Bornand (150,8 km)

Zondag 4 juli, etappe 9: Cluses-Tignes (144,9 km)

Voor de tweede dag op rij vertoeft het peloton in de Alpen en de negende etappe is ook meteen de zwaarste rit in het bergmassief. Wat opvalt is dat de Tourorganisatie voor twee relatief korte Alpenetappes kiest, wellicht in de hoop zo de spektakelwaarde te verhogen. In Cluses, waar de renners gisteren al eens passeerden, verzamelt het peloton zich voor de start. In 1994 finishte de Tourkaravaan in Cluses en ging de ritoverwinning naar Piotr Ugrumov. De Let degradeerde de tegenstand, inclusief Miguel Induraín, in een klimtijdrit.

Terug naar 2021. De eerste twintig kilometer van de etappe, door de vallei van de rivier de Arve, is nog vlak. Na een passage door Sallanches beginnen de renners aan de Côte de Domancy, een zeer korte maar tegelijkertijd steile klim van tweede categorie. De tweede klim op de route is de bekende Col des Saisies (9,4 km aan 6,2%) van eerste categorie. Dit zijn waarschijnlijk nog opwarmertjes voor de op papier zwaarste col van deze negende etappe. De eerste klim van de buitencategorie deze Tour heet de Col du Pré.

We kennen de Col du Pré (12,6 km aan 7,7%) nog uit het voorbije Critérium du Dauphiné, net als de daaropvolgende Cormet de Roselend (5,7 km aan 6,5%) van tweede categorie. In de Dauphiné reden de renners toen naar de voet van La Plagne, maar nu volgt er na de Cormet de Roselend een afdaling naar wintersportgebied Les Arcs en de slotklim van Tignes. Ook in 2019 moesten de renners eigenlijk finishen in het skidorp, maar toen zorgde een aardverschuiving net voorbij Val d’Isère ervoor dat de etappe halsoverkop werd gestaakt.

Michael Rasmussen op weg naar een dubbelslag in Tignes – foto: Cor Vos

Als goedmakertje richting Tignes is de slotklim nu het klapstuk van de koninginnenrit van de Alpen. De klim naar Tignes is 21 kilometer aan een gemiddelde van ‘maar’ 5,6%, al loopt het wegdek in de eerste elf kilometer omhoog aan net geen 8%. Als de renners de top hebben bereikt, staan er nog twee vlakke kilometers op het menu tot de streep in Tignes-Le Val Claret. De eerste keer dat de Tour finishte in Tignes was in 2007 en toen zagen we Michael Rasmussen vanuit de vroege vlucht naar ritwinst en de gele leiderstrui vlammen.


Ventoux voor en Ventoux na

Na de eerste welverdiende rustdag stapt het peloton op dinsdag 6 juli weer op de fiets. De tweede week van de Tour begint met een etappe van wintersportstadje Albertville, in 1992 nog gastheer van de Olympische Winterspelen, naar Valence. De organisatie had met gemak een derde pittige etappe door Alpen kunnen uittekenen, maar laat voor nu de beklimmingen links liggen. De route kronkelt als alternatief via het Charteuse-massief naar de valleien van de Isère en de Rhône, om te finishen in Rhônestad Valence.

Drie keer eerder koos de Tour voor Valence, de geboorteplaats van ex-prof Charly Mottet, als tussenstation. In 1996 ging de ritzege naar de Colombiaanse rasaanvaller José Jaime ‘Chepe’ Gonzalez, in 2015 en 2018 mondde een etappe naar Valence uit in een massasprint met respectievelijk André Greipel en Peter Sagan als dagwinnaars. De vraag is of we dit jaar weer een sprint krijgen tussen de rappe mannen, of dat een omvangrijke kopgroep een vrijgeleide krijgt richting de finish.

Chris Froome zegeviert bovenop de Mont Ventoux, 2013 – foto: Cor Vos

Zeker is dat de etappe van woensdag, rit elf dus, niet zal eindigen in een massasprint. Daarvoor is het parcours gewoon te zwaar met twee keer de beruchte beklimming van Mont Ventoux. Na vijf jaar is de mythische Reus van de Provence weer terug in de Tour en laten we hopen dat het dit keer allemaal minder chaotisch zal verlopen. Nadat het startschot heeft geklonken in Sorgues, niet ver van Avignon, gaat het oostwaarts richting de Col de la Liguière (9,3 km aan 6,7%), een ideale opwarmer voor wat komen gaat.

Na de top dalen de renners af naar het lager gelegen dorpje Sault, waar men begint aan de ‘makkelijkere’ variant van de Ventoux. Dit houdt in dat de coureurs meer dan 24 kilometer moeten klauteren aan een gemiddelde van 5%. Eerst tussen de lavendelvelden en vervolgens door de bossen richting skistation Chalet Reynard, waar in 2016 nog de finish lag van een veelbesproken Touretappe. Vanaf Chalet Reynard beginnen de zwaarste kilometers (tot 10%) in het herkenbare maanlandschap, waar de wind ook vrij spel heeft.

Dinsdag 6 juli, etappe 10: Albertville-Valence (190,7 km)

Woensdag 7 juli, etappe 11: Sorgues-Malaucène (198,9 km)

Op 1.910 meter hoogte ligt de top van de Ventoux en dalen de renners af naar aankomstplaats Malaucène, maar finishen doen de renners pas na de Col de la Madeleine (niet te verwarren met de bekende bergpas uit de Alpen) en een tweede en laatste passage van de Mont Ventoux. Deze keer wordt de Ventoux (15,7 km aan 8,8%) aangesneden vanuit Bédoin en dan weten de wielerliefhebbers wel waar we het over hebben. Na de tweede beklimming van de kale berg liggen er bonificatieseconden voor het oprapen.

Normaal kennen we dan ook de winnaar van de etappe, maar dit keer ligt de finish eens niet op de top van Ventoux, maar na een razendsnelle bijtrapafdaling van goed twintig kilometer. Wie hier risico’s durft te nemen, zal in een vliegende vaart voor de tweede keer Malaucène bereiken, waar nu wel definitief zal worden afgevlagd.

Daags na de zware Ventoux-etappe is het woord waarschijnlijk weer aan de sprinters. Startplaats Saint-Paul-Trois-Châteaux ligt nog in de Drôme, maar de renners steken al snel de Rhône over om de Ardéche te bereiken. Vervolgens doorkruist het peloton de heuvelachtige Gorges de l’Ardèche en de Gard, de regio waar jaarlijks de Ster van Bessèges wordt verreden. Via Uzès gaat het vervolgens naar de finish in het eeuwenoude Nîmes. In de omgeving van Nîmes is het altijd oppassen voor de soms fel blazende wind.

Donderdag 8 juli, etappe 12: Saint-Paul-Trois-Châteaux-Nîmes (159,4 km)

Vrijdag 9 juli, etappe 13: Nîmes-Carcassonne (219,9 km)

De klassementsrenners zullen al met de rit naar Quillan in hun hoofd zitten, maar eerst wacht nog een overgangsetappe naar Carcassonne. In de plek waar donderdag werd gefinisht, Nîmes, klinkt vrijdag het startschot voor een nieuwe etappe. Het peloton laat de Romeinse overblijfselen in Nîmes achter zich en trekt westwaarts naar het middeleeuwse en toeristisch zeer populaire Carcassonne. De renners koersen de hele dag langs de Middellandse Zee en dat betekent dat waaiergevaar constant op de loer ligt.

Het parcours bevat nauwelijks noemenswaardige hindernissen, al is het na bijna twee weken koers maar zeer de vraag of we een sprint krijgen in Carcassonne. De renners beginnen de vermoeidheid te voelen en de koers controleren is in deze fase van de wedstrijd geen sinecure. In 2018 kwam de Tour voor het laatst aan in Carcassonne en toen bleek Magnus Cort de beste renner uit een omvangrijke vlucht. Bij eerdere aankomsten in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw bleven de aanvallers ook uit de greep van het peloton.

Yaroslav Popovych juicht na een succesvolle solo in Carcassonne, 2006 – foto: Cor Vos

In de veertiende etappe doemen voor het eerst de Pyreneeën op, al moeten we nog een dag wachten op de echte Pyreneeënreuzen. De rit van Carcassonne naar Quillan lijkt meer iets voor de sterke vluchters, al sluiten we een sportieve oorlog tussen de klassementsrenners niet bij voorbaat uit. Met drie beklimmingen van tweede categorie en twee klimmetjes van derde categorie krijgen de renners voldoende op hun bord. In de finale vormt de Col de Saint-Louis (4,7 km aan 7,4%) een sleutelpunt in de wedstrijd.

Zaterdag 10 juli, etappe 14: Carcassonne-Quillan (183,7 km)

De Col de Saint-Louis is de laatste klim van de dag en piekt bij momenten tot 15%. Op de top liggen weer acht, vijf en twee bonificatieseconden klaar voor de renners die als eerste bovenkomen. Het is dan nog zeventien kilometer naar de finish, die grotendeels in dalende lijn verlopen. Aankomstplaats Quillan, dat sinds 1938 elk jaar een na-Tourcriterium organiseert, was nog nooit eerder etappeplaats in de Ronde van Frankrijk. In 2013 lag er al wel een keer een tussensprint in het gezellige plaatsje.


Erop of eronder in de Pyreneeën

De 108ste editie van de Tour speelt zich voornamelijk af op Franse bodem, maar in de vijftiende etappe steekt het peloton de landsgrenzen over om te eindigen in het buurstaatje Andorra. De start is in Céret en van daaruit gaat het via de ongecategoriseerde Col de Llauro en Col du Fourtou naar de Montée de Mont-Louis (8,4 km aan 5,7%) van eerste categorie. De top van deze Pyreneeënklim wordt bereikt na goed negentig kilometer en vervolgens blijft het oplopen richting het skistadje Font-Romeu.

Daarna volgt een afdaling van een vijftiental kilometer richting de grens met Spanje, waar de voet ligt van de Col de Puymorens (5,8 km aan 4,7%) van tweede categorie. Eigenlijk is de Puymorens het begin van een zeer lange en gelijkmatige klim naar de top van de Port d’Envalira, wat betekent dat de renners in feite meer dan dertig kilometer klimmen aan goed 6%. Als de renners bovenkomen op de Port d’Envalira bevinden ze zich op Andorrese grond en op een hoogte van 2.408 meter. Meteen ook het hoogste punt in deze Tour.

Na de Port d’Envalira is het nog niet gedaan met klimmen, want na een lange bijtrapafdaling volgt na een afslag in Encamp nog de Col de Beixales. Deze beklimming (6,4 km aan 8,5%) staat bekend om zijn vele haarspeldbochten en is vooral in het begin zeer onregelmatig met uitschieters tot 18%. Na de top is het via Anyós nog goed vijftien kilometer naar de meet in Andorre-la-Vieille, de hoofdstad van dwergstaat Andorra. Hier kunnen we de schade opmeten en de balans opmaken, zo pal voor de tweede rustdag.

Zondag 11 juli, etappe 15: Céret-Andorre-la-Vieille (191,3 km)

Dinsdag 13 juli, etappe 16: Pas de la Casa-Saint-Gaudens (169 km)

Na de bergetappe richting Andorre-la-Vieille en de tweede rustdag is het tijd voor een nieuwe etappe over meerdere beklimmingen. Vanuit Andorra, El Pas de la Casa is de startplaats, maken de renners een omgekeerde beweging en trekken ze nu weer richting Frankrijk. Vanuit El Pas de la Casa wordt vrijwel meteen Frankrijk binnengereden en gaat het via Aix-les-Thermes naar de Col de Port (11,4 km aan 5,1%), waar voor het eerst bergpunten worden uitgedeeld. De tweede klim van de dag volgt iets later met de Col de la Core.

Na de Col de la Core, ruim dertien kilometer klimmen aan 6,6%, rijden de renners verder richting de Col de Portet-d’Aspet (5,4 km aan 7,1%). De Portet-d’Aspet werd voor het eerst beklommen in de Tour van 1910 en is natuurlijk onlosmakelijk verbonden met Fabio Casartelli, die in de afdaling van de Portet-d’Aspet ten val kwam, met zijn hoofd op een betonblok botste en in het ziekenhuis van Tarbes op veel te jonge leeftijd overleed. Met de betreurde Casartelli in het achterhoofd dalen de renners af richting Aspet en Encausse-les-Thermes.

De aankomst van de zestiende etappe ligt, na de Côte d’Aspret-Sarrat (800 meter aan 8,4%) in volle finale, op de grondvesten van het voormalige autocircuit van Comminges in Saint-Gaudens. De legendarische Franse sprinter André Darrigade was ooit eens de beste in Saint-Gaudens en is het ook de plek waar Tommy Simpson in het geel werd gehesen. Verder won Luis Ocaña er in 1970 zijn eerste Touretappe. Het is voor het eerst sinds 1999 dat de Tour nog eens finisht in het bescheiden dorpje. Dimitry Konychev is voorlopig de laatste ritwinnaar.

Luis Ocaña is een van de ritwinnaars in Saint-Gaudens – foto: Cor Vos

Aankomsten bergop zijn dit jaar spaarzaam, maar in rit zeventien finishen de renners eindelijk weer eens op de top van een beklimming. En wat voor een klim! Maar voor de renners beginnen aan de Col du Portet, volgt eerst nog een lange vlakke aanloop na de start vanuit het kleine stadje Muret. Als we na goed 110 kilometer fietsen de tussensprint in Bagnéres-de-Luchon bereiken, laten we de vlakke wegen achter ons en doemt met de Col de Peyresourde (13,2 km aan 7%) de eerste bekende Pyreneeëncol op.

De Peyresourde, die inmiddels 68 keer is opgenomen in het Tourparcours, heeft voor de meeste renners geen geheimen meer. Dit keer opteert men voor de Peyresourde vanaf de oostzijde, vanuit Saint-Aventin. Na de afdaling en een vliegensvlugge passage door Loudenvielle beginnen we met de Col de Val-Louron Azet (7,4 km aan 8,3%) aan de tweede en voorlaatste klim van de dag. Het is misschien geen al te lange klim, maar ze zal zeker in de benen kruipen. De top ligt op goed dertig kilometer van de streep.

Woensdag 14 juli, etappe 17: Muret-Saint-Lary-Soulan/Col du Portet (178,4 km)

Het venijn zit hem in de staart en eigenlijk is het beklimmen van de Peyresourde en Col de Val-Louron-Azet kinderspel vergeleken met de Col du Portet. De renners bereiken na een snelle afdaling skigebied Saint-Lary-Soulan, het startpunt voor de klim van Pla d’Adet. Vroeger finishte de Tour altijd bij het skiresort op 1.683 meter hoogte, de laatste keer in 2014, maar drie jaar geleden werd besloten om de finish een paar kilometer verderop te liggen. Op een hoogte van 2.215 meter. De Col du Portet was geboren.

Over een afstand van zestien kilometer moeten de coureurs een hoogte van 1.390 meter overwinnen, goed voor een gemiddelde stijgingsgraad van 8,7%. Vooral de eerste zeven kilometer zijn loodzwaar met passages boven de 10%. De laatste kilometers worden verreden in een kaal en open landschap, met indrukwekkende vergezichten op de top. Drie jaar geleden werkten de renners een identieke finale af en toen kwam Nairo Quintana als eerste boven op de Col du Portet, na een vroege aanval op de slotklim.

Nairo Quintana won in de Tour van 2018 op de Col du Portet – foto: Cor Vos

Er is nauwelijks tijd om bij te komen van de loodzware etappe met aankomst op de Col du Portet, want de achttiende etappe is ook weer een Pyreneeënrit van jewelste. Het is een vrij korte etappe van net geen 130 kilometer, met een lange vlakke aanloop en in de finale twee joekels van beklimmingen. In Pau, waar de renners vaak vertrekken, finishen of een rustdag doorbrengen, gaat de etappe van start. Vervolgens rijden de coureurs de vallei van de Audor in op weg naar de tussensprint in Pouzac.

Na een korte passage door Sainte-Marie-de-Campan, wielercommentatoren beginnen dan ongetwijfeld weer over het verhaal van Eugène Christophe, is het tijd voor de vermaarde Col du Tourmalet. De Tourmalet is in al die jaren al 83 keer beklommen in de Ronde van Frankrijk en is daarmee de populairste Tourcol. Men kiest dit jaar weer voor de zwaarste variant (17,1 km aan 7,3%) richting La Mongie. Op de top van de Tourmalet wordt de duik naar beneden ingezet, richting Luz-Saint-Sauveur, om vervolgens te beginnen aan de klim naar Luz Ardiden.

Donderdag 15 juli, etappe 18: Pau-Luz Ardiden (129,7 km)

Deze col kent een minder rijke geschiedenis dan de Tourmalet, maar spreekt alsnog tot de verbeelding. Vanaf de voet is het 13,3 kilometer klimmen tot de top, aan een gemiddelde van 7,4%, met voldoende steilere passages in de eerste en laatste kilometers. Voor de pure klimmers is dit de laatste kans om nog tijd terug te winnen of uit te lopen in het klassement.

Voor de klassementsrenners is alleen de voorlaatste etappe, de tweede individuele tijdrit van deze ronde, nog de moeite waard. Maar eerst moeten de renners nog de negentiende etappe afwerken, een overwegend vlakke rit van Mourenx naar Libourne, ten noordoosten van wijnstad Bordeaux. Sprinters die zich de voorbije dagen over de bergen hebben gezeuld, krijgen nog eens een kans om voor de zege te sprinten. Al is het na bijna drie weken koers de vraag of er nog voldoende knechten over zijn om de boel te controleren.

Vrijdag 16 juli, etappe 19: Mourenx-Libourne (207 km)

Zaterdag 17 juli, etappe 20: Libourne-Saint-Émilion (30,8 km, ITT)

Zondag 18 juli, etappe 21: Chatou-Parijs (108,4 km)

Op zaterdag 17 juli valt de beslissing in de 108ste editie van de Tour. Het moment van de waarheid volgt in de tweede individuele tijdrit van Libourne naar Saint-Émilion. Het parcours is zeker niet biljartvlak, maar het is in niets te vergelijken met de tijdrit van vorig jaar met aankomst op La Planche des Belles Filles. Het traject is te omschrijven als bochtrijk en behoorlijk technisch. We tellen niet minder dan veertien scherpe bochten en dus is het ook belangrijk om op tijd af te remmen, in te sturen en weer op te trekken.

De route leidt overigens door een van de bekendste wijngebieden van Frankrijk en voert over geaccidenteerde wegen, met af en toe een vervelend klimmetje. In Pomerol en Montagne worden de tussentijden opgemeten. De winnaar van de tijdrit zal na afloop vast een mooie fles Moueix of Château Cheval Blanc in zijn handen gedrukt krijgen. We kennen dan ook de eindwinnaar van de Tour de France 2021, want in de slotetappe van Chatou naar Parijs volgt alleen nog de koninklijke massasprint op de Champs-Élysées.

Vive le Tour!


WielerFlits komt tijdens de Tour de France dagelijks met een voorbeschouwing op de 21 etappes. In die vooruitblik wordt het parcours extra geduid en wijzen we, zoals jullie van ons gewend zijn, tien favorieten voor de dagzege aan.

RIDE Magazine
39 Reacties
Sorteer op:
22 juni 2021 13:11
Dank redactie!
Heel fijn, per etappe het parcours en achtergrondinformatie. :-)
24 juni 2021 12:13
Bizar, kom er nu achter dat er zelfs maar twee aankomsten bergop zijn. Ongekend voor een grote ronde volgens mij? In etappe 9 zijn er nog twee vlakke kilometers op het einde, dat is niet bergop, maar op een berg.

Reacties zijn gesloten.