Roy van den Berg over de beleving van de sprinters: “Hier was het meer van willen”
Interview Terwijl Harrie Lavreysen en Jeffrey Hoogland nog aan hun inspanning bezig waren tijdens de finale van de teamsprint op de Olympische Spelen van Parijs, kon starter Roy van den Berg, die de eerste van drie ronden voor zijn rekening had genomen, op een andere plek op de baan alvast een klein feestje vieren. Samen met zijn ploeggenoten pakte hij in een nieuw wereldrecord uiteindelijk de gouden medaille.
Het was voor Van den Berg niet zijn eerste olympische titel, die drie jaar geleden in Tokio ook al goud had gewonnen met Lavreysen, Hoogland en toen ook nog Matthijs Büchli. Ook was hij al vier keer wereldkampioen: in 2019, 2020, 2021 en 2023. Toch went winnen nooit, vertelde hij na afloop van de finale aan de verzamelde pers. “Dit is echt wel lekker.”
In de voorrondes klooide Van den Berg naar eigen zeggen nog met zijn start. Hij wist wat hem te doen stond voor de finale. “Het was in de finale zorg om technisch zo goed mogelijk te rijden, de jongens zo snel mogelijk af te leveren, goede lijnen te rijden en het hoofd koel houden. Het is de kracht van dit team dat we zó veel hebben gewonnen, dat we zo goed met druk om kunnen gaan. We staan er weer op het juiste moment.”
Wereldrecord
Nadat ze in de series al een nieuw wereldrecord hadden gereden, zetten Van den Berg en zijn ploegmaats in de finale het record nog scherper. Met 40,949 seconden werden ze de eerste sprintploeg in de geschiedenis met een eindtijd onder de 41 seconden. “Eerst was het al master als je 41 had. Vanochtend op de kamer zeiden we tegen elkaar: het zou wel vet zijn als we onder de 41 rijden. Dat bekt ook lekkerder toch!”

Van den Berg probeert Lavreysen en Hoogland zo snel mogelijk af te leveren – foto: Cor Vos
De beleving van de mannensprintploeg lijkt anders dan drie jaar geleden in Tokio. Voelt Van den Berg dat ook zo? “We hebben tegen elkaar gezegd: we zijn al olympisch kampioen en hier in Parijs willen we dat nog een keer. Maar dat is meer een willen. In Tokio hadden we eerder het idee van, we kunnen alleen verliezen. En nu kunnen we eigenlijk alleen nog maar nog méér winnen. Dat maakt het leuk.”
Tijdens de trainingskampen in aanloop naar de Spelen begon het vertrouwen te groeien bij Van den Berg, Lavreysen en Hoogland. “De tijden gingen ook steeds verder naar beneden. We zeiden tegen elkaar: ik heb gewoon weer hetzelfde gevoel als voor Tokio! We voelden dat we met zijn allen hier weer wat moois konden bereiken. Dat was echt master. Dat was zo’n dik gevoel!”
Mondkapjes
Van den Berg bedankte ook zijn familie. “Na het trainingskamp gingen we naar huis toe met mondkapjes op, want iedereen in de Tour de France kwam met corona thuis. We waren heel voorzichtig en mijn ‘kids’ waren zelfs vijf dagen binnengebleven, omdat ik niet ziek wilde worden. Dus die hebben ook echt veel offers moeten brengen voor deze plak. Daar ben ik ze heel dankbaar voor.”
35 jaar is-ie inmiddels, maar als het aan Van den Berg ligt, is hij er over vier jaar opnieuw bij als de Olympische Spelen in Los Angeles worden gehouden. “Ik ga zeker nog door! Je moet mij van mijn fiets aftrekken, honderd procent! Ik hou ervan!”