Doorbraak als lead-out maakt Danny van Poppel gelukkiger dan ooit: “Ik wil niet meer terug”
Interview Danny van Poppel is sinds dit seizoen geen sprinter meer, maar een lead-out. Bij BORA-hansgrohe is hij de sprintaantrekker voor Sam Bennett. Een rol die hem als gegoten past, aldus Van Poppel. WielerFlits sprak de Nederlander uitgebreid in Sölden, waar hij terugkeek op zijn doorbraakjaar. Het jaar waarin hij zich ontpopte tot misschien wel de beste lead-out ter wereld. “Met die druk ga ik anders om dan met de druk die een sprinter krijgt”, vertelt hij.

“Ik heb de nabespreking van het seizoen al gehad met de ploeg. Die was wel positief, van beide kanten. We hebben bijna geen dingen kunnen opnoemen die verkeerd gingen. Dat is wel heel bijzonder in een jaar”, aldus Danny van Poppel. In zijn tiende seizoen als prof, na periodes bij Vacansoleil-DCM, Trek Factory Racing, Team Sky, Jumbo-Visma en Intermarché-Wanty-Gobert, heeft hij zijn nieuwe thuis gevonden. Bij BORA-hansgrohe zit de 29-jarige Brabander op zijn plek.
“Ik heb al in meerdere topploegen gezeten, maar de werkwijze destijds bij Jumbo-Visma was bijvoorbeeld niets voor mij. Toen ik naar BORA-hansgrohe ging, vroeg ik of ze hoogtestages deden. Want dat wilde ik niet. Ze zeiden: ‘Danny, doe maar gewoon wat je wil.’ Ik heb mijn trainingskamp in mijn woonplaats Monaco gehouden toen. Iedereen was weg, maar ik zat lekker daar en dat loopt supergoed. Ik ben er happy. Voor mij is het mentale heel belangrijk, zoals de tijd met mijn vriendin, want zij is ook veel van huis (Stéphane Kox werkt als pitreporter in de Formule 1 bij Viaplay, red.). Deze structuur past precies bij mij.”
Het is die setting die ervoor heeft gezorgd dat Van Poppel dit jaar kon doorbreken als lead-out. Sam Bennett ging met heibel weg bij Deceuninck-Quick-Step en koos voor BORA-hansgrohe. Hij wilde zelf de Nederlander als zijn helper. “Maar we kenden elkaar niet goed. Ik heb een keer met hem gesproken als concurrent, toen ik bij Wanty reed. In Portugal (in de Volta ao Algarve 2021, red) versloeg hij mij twee keer en op een gegeven moment kreeg ik interesse van BORA-hansgrohe, als lead-out”, legt hij uit.
“Mijn managers kwamen met het bericht over die lead-out en dat vond ik meteen heel interessant. Ik heb altijd tegen mijn vriendin gezegd, dat als een ploeg met een topsprinter voor mij komt, dat ik daar wel voor open sta. Ik merk dat ik veel gelukkiger ben in die rol. En dat kwam op mijn pad. Ik heb Sam toen een persoonlijk bericht gestuurd, dat ik met hem wilde samenwerken. Binnen twee dagen was het rond. En ik denk dat de ploeg ook niet had gedacht dat ik zo goed zou zijn”, lacht Van Poppel.

Politt, Bennett, Van Poppel en Zwiehoff (v.l.n.r.) vieren winst in Eschborn-Frankfurt – foto: Cor Vos
In je debuutjaar voor de ploeg heb je 23 keer een top-10-uitslag behaald. En dat voor een leadout. Wat is jouw conclusie na 2022?
“Dat is echt supergaaf. Het is echt een droomseizoen. Ik ben al een tijd prof, maar een constant niveau heb ik nooit kunnen halen. Tot dit jaar. Mentaal ben ik beter dan ooit. Dat was wel eens een probleem, vooral door blessures. Alleen de sprinter (Sam Bennett was lange tijd uit vorm, red.) was niet altijd op niveau. Ik weet zeker dat als we een sprinter hadden die beter was dan ikzelf, dat we dan tien koersen hadden wonnen. Makkelijk.”
Het beste voorbeeld is nog wel de Ronde van Limburg. Jij werd als lead-out derde en hij werd vierde. Hij noemde dat zelf verschrikkelijk. Hoe was dat voor jou? Merkte je het ook aan hem?
“Sam is een jongen die heel hard moet werken om aan zijn niveau te komen. Hij heeft vorig jaar een rotwinter gehad. Toen is hij van koers naar koers moeten gaan, waardoor hij zich nooit echt goed kon voorbereiden op een wedstrijd. Dat is eigenlijk pas gelukt tijdens de Tour. Hij had eindelijk rust en dat loont dan gelijk in de Vuelta (twee ritzeges, red.) en daarna ook, al kreeg hij wel corona. Anders hadden we nog een paar overwinningen erbij kunnen halen. Dat is het enige waarbij ik denk dat er niet alles is uitgehaald wat erin zat. Daar ben ik wel teleurgesteld over. Maar goed, Sam werkt heel hard ervoor en is professioneel. Dan heb ik er respect voor dat het zo gelopen is.”
“Ik krijg heel veel complimenten en er is veel interesse in mij. Dat merk ik nu al. Maar ik werk niet zomaar voor iemand. Ik moet met diegene een klik en plezier hebben. Dat staat bij mij bovenaan de lijst. Sam is een supergoede gast, maar geen typische sprinter. We lijken wel heel erg op elkaar eigenlijk.”
Wat is dat dan? Je bent zelf ook een sprinter geweest, natuurlijk. Wat is een typische sprinter voor jou, en wat is Sam dan?
“Sam denkt na over alles, en dat heb ik ook. Over zadelhoogte, dat soort dingen. Ik ben niet te lief, maar niet zo’n egoïst dat ik schijt heb aan iedereen. En dat heeft Sam ook niet. Ik zou graag willen dat ik dat had. Veel mensen zien sprinters nog echt als een Mario Cipollini… Sam is een goede en lieve gast. Hij zal nooit afgeven op mij na de wedstrijd. Je werk wordt altijd gewaardeerd en hij is superprofessioneel, dat vind ik heel fijn.”
Hoe heb je Sam leren kennen? Hij heeft ook twee andere jongens, Shane Archbold en Ryan Mullen, meegenomen die hij al goed kent en waar hij al langer mee samen rijdt.
“Je moet elkaar echt kennen op de fiets. Op het EK wielrennen reed ik met Fabio Jakobsen en hij had weer een heel ander idee over de lead-out. Hij zei: ‘Ik zie jullie wel in de laatste kilometer, als we elkaar kwijtraken.’ Terwijl we met Sam echt voor de perfecte lead-out gaan. Daar hebben we ook de capaciteiten voor als ploeg. Anders doen we het niet en dan wachten we op het juiste moment. Met die instelling gaan wij de koers in. Dat is heel leuk.”

‘Ik wilde op het EK laten zien wie de beste lead-out-man is’ – foto: Cor Vos
Wat Fabio zegt is voor jou dan ook nieuw, die manier van een lead-out doen?
“Ja, je kunt de sprint op bepaalde manieren aanpakken en dat is hoe de sprinter zich het fijnste voelt.”
Daar kan jij je als lead-out alleen maar naar schikken, denk ik?
“Precies, maar het is wel fijn dat het met Sam goed werkt. Je moet in die sprintvoorbereiding elkaar leren kennen. Wat hij fijn vindt, of hij veel schreeuwt, of dat ik dat veel moet doen. Zo is iedereen anders. Daar moet ik mij in aanpassen en dat werkt supergoed. Ik zal je eerlijk zeggen: ik zit er eigenlijk op te wachten tot die lead-out een keer fout gaat.”
Als in?
“Dat we er niet uitkomen bijvoorbeeld, of dat ik hem niet goed aanga.”
Dat je een keer iets te verbeteren hebt?
“Ja. Het is heel stom gezegd, maar dat is dus nooit gebeurd dit seizoen. Ik kan mij niet herinneren dat ik dacht van: ‘Daar zaten we vast, daar lukte het niet.’ Ik heb hem altijd super afgezet. Zelfs met Fabio op het EK ging dat goed. Mensen vragen mij zelf wel eens hoe ik het doe, maar ik weet het zelf ook niet.” (lacht)
Is het dan een bevestiging dat het op het EK óók lukt? Dat jouw rol lukt, of het nu op manier A of op manier B gaat.
“Zeker. Ik was daar wel heel erg nerveus voor. Ik wilde daar aan het grote publiek laten zien wie de beste lead-out-man is. Ik had de Tour de France daarvoor net alleen gereden (BORA-hansgrohe nam geen sprintkopman mee, red.). Ik wilde mijzelf in de Tour graag laten zien als lead-out, maar dat lukte niet. Ik accepteerde hoe het was. Daarom was het EK een mooi platform om dat te laten zien. Dat het lukt, is supergaaf natuurlijk. Maar wat ik net ook zei, ik weet niet hoe ik het doe…”
Kijk je de sprints eigenlijk terug?
“Sinds ik lead-out ben, is dat echt mijn huiswerk. Door YouTube ken ik alle sprints uit mijn hoofd. Echt heel veel. Dat zie ik echt als mijn werk. Ik ben er zó mee bezig, zelfs als ik in bed lig… Dan leest mijn vriendin nog een boek en zit ik sprints te kijken. Dan merk ik dat dit is wat ik wil.”
Dit bericht op Instagram bekijken
Je bent zelf natuurlijk die sprinter geweest. Is het dan de druk op je schouders waar je toen onder bezweek?
“Ja, ik zeg maar zo: iedere sprinter heeft dat, die druk. Dat is niet speciaal bij mij. Als je zoals Fabio Jakobsen of Sam Bennett vijf, zes of zelfs tien wedstrijden wint, dan valt er een grote last van je schouders. Ik won dan wel eens een wedstrijd of twee, soms drie. En in die weken daarna ging ik ook relaxter de sprints in. Maar ik hikte er altijd tegenaan en er was stress vanuit de ploeg. Ik heb het acht jaar geprobeerd en werd er niet gelukkig van.”
“Hier ben ik supergelukkig. Ik wil ook niet anders. Helaas moest ik het in de Tour en in de Vuelta vaak zelf doen, dat doe ik dan maar. Maar ik wil gewoon die lead-out doen.”
Je werd dit seizoen ook elke keer vergeleken met Michael Mørkøv. Wat vind je daarvan? Dat is ook een bepaalde druk, dat je misschien wel het label ‘de beste leadout ter wereld’ op je geplakt krijgt.
“Maar daar ga ik heel anders mee om.”
Is dat heel anders dan het zijn van de sprintkopman?
“Ja, ja, ja.”
Is het omdat je nu geniet van deze rol, dat je het op een andere manier binnen laat komen?
“Ja, misschien is dat het. Voor mij is het makkelijker om een heel goede lead-out te doen dan om wedstrijden te winnen.”
Want jij kan je werk goed doen, maar dan nog kan het verkeerd afgelopen voor jouw ploeg.
“Klopt. En ik wil ook niet meer terug. Sommige jongens willen toch nog enkele jaren voor zichzelf sprinten, terwijl ze ook lead-out kunnen zijn. Snap je? Dat heb ik niet meer. Ik heb dat genoeg gezien.”
Heeft je vader (voormalig topsprinter Jean-Paul van Poppel, red.) nog tips gegeven voor je rol als lead-out? Hij is zelf altijd de afmaker geweest.
“Hij helpt me daar wel bij. Vooral in het begin wist ik niet zo goed hoe het werkte, maar een lead-out is veel meer dan alleen de laatste 200 meter. Je moet je sprinter vertrouwen geven. Je moet de finale uitzoeken, want hij moet zich focussen op het sprinten en ik ben zijn secretaresse (lacht). Sommige kopmannen willen niet met die wedstrijd bezig zijn, die willen zich alleen focussen op die sprint. Dan geef ik ze rust door te vertellen hoe het loopt. Ik heb zelf ook in die positie gezeten en ik panikeer niet in de laatste kilometers, bijvoorbeeld.”
Heb je dat altijd al gehad?
“Nee, dat komt ook door mijn ervaring. Ik heb al heel veel sprints gereden. Rustig blijven in de finale, dat is álles. Daar heb ik soms nog wel moeite mee, natuurlijk, maar ik ben ervaren en heb zoveel zelfvertrouwen dat ik er wel kom. Ook al zit ik te ver in de laatste kilometer.”

Het handelsmerk van Van Poppel: als lead-out meejuichen op de finishfoto – foto: Cor Vos
Als we alvast kijken naar 2023. Je bent onderdeel van de groep rond Sam Bennett en dus ook grotendeels afhankelijk van de plannen die de ploeg met hem heeft.
“Klopt, we hebben nog niet samen gezeten over het wedstrijdprogramma. Maar ik wil gewoon heel vroeg starten en winnen. Met Sam. Het heeft mezelf verbaasd, maar ik ben even blij als ik met Sam win dan als ik zelf win. Dat is heel raar. Ik weet niet wat dat is. Volgend jaar wordt heel interessant, want Sam gaat nu een heel goede winter draaien. Hij gaat met motivatie de winter in en dat is heel belangrijk voor hem. Dus het wordt in 2023 een heel ander verhaal.”
Afgelopen seizoen was het wachten tot het een keer goed zou gaan vallen.
“Als ik zie wat hij in de UAE Tour deed (Bennett werd een keer tweede en een keer derde in een sprint, red.)… Hij zat toen een maand op de fiets en was heel slecht, maar nog won hij bijna. Dat zegt ook wat over onze sprinttrein. Dat het net niet allemaal gelukt is dit jaar, maakt mij heel erg hongerig. Volgend jaar ben ik ervan overtuigd dat dat goed gaat komen.”
Al bij al kun je zeggen dat dit seizoen je ogen geopend heeft?
“Ja. Vooral mentaal is het een uitdaging geweest om Tour en Vuelta te doen in een jaar. Ik vond het wel leuk om dat een keer te testen. Ze zeiden bij een meeting dat ik wel mijn mond open zou trekken om te zeggen dat ik veel te veel koersdagen zou hebben. Maar nee, ik vond het prima. Daar stonden ze wel versteld van.”
Is dat iets wat je vaker wil doen nu, twee grote rondes in een jaar?
“Als ik een goede sprinter bij me heb, natuurlijk.”
Dat is ook wel interessant, want de ploeg kiest met de klimkopmannen ervoor om voor de klassementen te gaan. Dan ligt ook niet alle druk bij de sprinter natuurlijk.
“Nee, maar dat geldt ook andersom. Als wij met de sprinter al Vuelta-ritten pakken, dan zijn de klassementsrenners een stuk relaxter. Ik denk dat ze zo een beetje willen werken. En om heel eerlijk te zijn zal het de komende jaren heel lastig worden om de Tour te winnen, tegen Remco Evenepoel, Jonas Vingegaard en Tadej Pogačar… Dus ja, ik hoop dat de ploeg zich ook blijft focussen op de sprints en het klassieke werk. Ik begreep van wel hoor.”
Reacties zijn gesloten.