
foto: Marcel Koch
Michel Cornelisse verloor afgelopen winter zijn grote passie: het ploegleiderschap. Na het stoppen van Vacansoleil-DCM kwam hij niet meer aan de bak. Totdat hij deze maand plotseling een oproep ontving van een onbekend Zwitsers nummer.
Het bleek iemand van MTN-Qhubeka te zijn, een ProContinentale ploeg uit Zuid-Afrika. Vandaag stapt de joviale Amsterdammer voor het eerst namens zijn nieuwe gelegenheidswerkgever in de ploegleiderswagen. De overeenkomst geldt voorlopig voor vier koersen. In een openhartig interview met WielerFlits blikt Cornelisse vooruit en kijkt hij nog een keer terug op de periode bij zijn ‘vriendenploeg’, waarbij kritische noten allerminst worden geschuwd.
‘Buitenlands avontuur’
Cornelisse keert terug in het wielerpeloton en daar is hij naar eigen zeggen bijzonder gelukkig mee. Al geldt de kersverse deal met MTN-Qhubeka voorlopig voor “maar vier wedstrijden.” Twee in Drenthe dit weekend, woensdag Nokere Koerse en vrijdag de Handzame Classic. Dat betekent dat de comeback officieel tot en met volgende week vrijdag duurt. “Wat erna komt weten we nu nog niet. Misschien komt er niks meer. Dat kan ook. Daar heb ik geen idee van”, fronst Cornelisse achteloos. Dat zijn terugkeer van korte duur kan zijn, deert hem niet. Wat telt zijn de vier koersen die deze week op het programma staan. “Het is fantastisch om weer even ploegleider te zijn. Het is ook een verrassende ploeg met een aantal leuke renners erbij. Ik heb dit altijd een aantrekkelijke ploeg gevonden.”
Een knock-out
Hoe anders was zijn situatie de afgelopen maanden. Halverwege het vorige seizoen kreeg hij te horen dat Vacansoleil-DCM zou stoppen. “Dat was natuurlijk erg slecht nieuws, want de ploeg was ons kindje. Dan moet je vervolgens op zoek gaan naar een nieuwe werkgever. De ploegen liggen niet voor het oprapen, want in de begeleiding zijn er normaal gesproken weinig wisselingen. Gelukkig was ik in een vroeg stadium al bezig met Garmin-Sharp. Ik had goede hoop dat het in orde zou komen. Een aantal renners had al te horen gekregen dat ik zou komen. Het is ook niet onlogisch dat ze een Nederlandse ploegleider willen met al die Nederlanders in de selectie. Maar toen Robert Hunter daar ploegleider werd, begon ik het al een beetje benauwd te krijgen. Ik wist: dat zou wel eens mijn plekje kunnen zijn. Toen ik uit China terugkwam, kreeg ik inderdaad te horen dat het niet doorging. En op dat moment zaten bijna alle ploegen al vol. Dan weet je dat het een erg lastig verhaal gaat worden. Ook Jean-Paul van Poppel en Aart Vierhouten hadden niets gevonden. Bovendien stopten er meer ploegen dan dat er bij kwamen. Dan ga je slecht de winter in. Ik kreeg een beetje een knock-out.”
“Je blijft hopen dat je nog ergens kan tekenen, maar ik ben in de winter niet meer dichtbij een contract geweest. Het was gelijk klaar. Er was zelfs geen amateurploeg waar ik terecht kon. Dat was erg teleurstellend. Ik kan zeggen dat ik, na vijf jaar op het hoogste niveau ploegleider te zijn geweest, veel ervaring heb. Je zou verwachten dat er wel een amateurploeg is die mijn ervaring wil gebruiken. Ik heb in het verleden immers bij relatief kleine ploegen mooie successen behaald met mijn manier van werken. Maar er kwam niets. Dan houdt het op. Gelukkig fietste mijn zoon nog. Daar kan ik ook erg van genieten. Hij is afgelopen winter drie keer Nederlands kampioen op de baan geworden. Dat leidde dus een beetje af. Aan de andere kant kwam ik daar veel mensen tegen die vragen gingen stellen. Dan moest ik weer alles gaan uitleggen. Dat maakte het niet makkelijker. Het was geen fijne winter. Het slechte gevoel ebde uiteindelijk een beetje weg, maar inmiddels is het wielerseizoen weer begonnen. Dan wordt het opnieuw lastig. De renners die ik ken, gaan met hun nieuwe ploeg op pad. Daar heb ik nog steeds veel contact mee, maar ja: ik zat thuis. Dat valt niet mee. Maar het was niet anders.”

Het moge duidelijk zijn dat de Amsterdammer liever meteen achter het stuur had gezeten. “Ik ben geen ploegleider voor het geld. Het klinkt misschien raar, maar het is mijn hobby. Ik heb zulke mooie dingen meegemaakt met mijn renners. Bij Vacansoleil-DCM hebben we natuurlijk nooit gewerkt met dure coureurs, maar met renners die vochten voor een kans. Zonder Vacansoleil-DCM waren Lieuwe Westra en Johnny Hoogerland nooit prof geworden. Met zulke renners werkten wij en daar heb ik een geweldige band mee opgebouwd. Als je met die mannen een succes behaalt, is dat onbetaalbaar. Het begeleiden van renners is gewoon alles voor me. Dat ben ik enorm gaan missen. Net als het praten. Hoe gek het ook klinkt: vanuit teleurstellingen de jongens toch weer op weten te peppen. Vraag het maar na aan Wout Poels, Lieuwe Westra of Pimmetje Ligthart. Ik wist die jongens uit diepe dalen te halen om vervolgens hoge pieken te scoren. En het is ook prachtig als in de koers een plannetje goed uitpakt. In een tijdrit in de Ronde van het Baskenland is Poels bijvoorbeeld dankzij een fietswissel vier plaatsen gestegen in het eindklassement. Dat zijn leuke dingen.”
“Het is heel anders dan wanneer je bijvoorbeeld Mark Cavendish in je ploeg hebt. Je kunt als ploegleider achter hem aan rijden, maar hij wint toch wel twintig keer in een seizoen. Dan wil dat niet zeggen dat je een goede ploegleider bent. De renners doen al het werk, maar ik denk dat ik sommige coureurs vijf procent beter heb kunnen maken. En dat alleen door te praten en ze vertrouwen te geven. Bij Vacansoleil-DCM kregen renners een kans om prof te worden en sommigen hebben die kans dusdanig goed aangegrepen dat ze uiteindelijk zijn doorgestoten naar de top. Het is fantastisch als je dat samen kan bewerkstelligen.”
Inmiddels kreeg Cornelisse een totaal andere baan. Hij werd ‘vertegenwoordiger wielerkleding’ bij AGU. “Ik probeer teamkleding te verkopen aan clubs en sponsorploegen. Ik blijf op deze manier een beetje in de wielerwereld. En je moet toch werken, hè? Ik ben geen mannetje om de hele dag stil te zitten. Het is natuurlijk totaal anders dan het werk van een ploegleider. Met deze baan heb ik dagen van acht tot vijf. Als ploegleider heb ik veel vrijheid en zie ik de hele wereld. Ik ben dankbaar dat ik het vijf jaar heb mogen doen en hoopte stiekem ooit weer ergens aan de slag te kunnen. Dat is voor eventjes dus gelukt.”
Thomas De Gendt
“Ik vind persoonlijk de eerste drie jaar bij Vacansoleil-DCM het mooist. In het eerste jaar mochten we meteen meedoen aan de Ronde van Spanje met start in Assen. We hebben daar bijna drie weken lang gigantisch goed gereden. En dat met jonge, gretige renners. We hebben dat drie jaar lang goed vol kunnen houden, maar vooral het laatste jaar was minder. Op een gegeven moment moet je ook met de druk om kunnen gaan. Het is makkelijk om als underdog toe te slaan. Maar soms moet je verantwoordelijkheid gaan nemen. Dat is vaak moeilijker.” Thomas De Gendt is een voorbeeld van een renner die in 2013 minder is gaan presteren. Inmiddels rijdt de Belg, die in 2012 nog het Giro-podium haalde, bij Omega Pharma-Quick Step. “Het verschil met Vacansoleil is behoorlijk groot”, zei De Gendt recentelijk tegen Sporza. “Niet dat het bij mijn vorige team niet goed was, maar nu speel ik toch een klasse hoger. De begeleiding, de organisatie, de wedstrijdbesprekingen, … Alles is net iets beter.” Cornelisse kijkt op van deze uitspraak: “Ik moet enorm lachen als hij dat zegt.”
“Thomas De Gendt moet de schuld van zijn falen vorig jaar volledig bij zichzelf zoeken. Dit bedoel ik als opbouwende kritiek. Tijdens besprekingen in de bus zag ik hem bijvoorbeeld spelletjes spelen. Natuurlijk doet hij dat bij Omega Pharma-Quick Step niet, want dan weet hij dat hij niet meer wordt opgesteld in de grote wedstrijden. Sommige renners kunnen niet omgaan met de machtspositie die ze hadden om selecties af te dwingen. Thomas De Gendt wist: ik rijd toch wel de Tour. Nu zit hij bij een erg sterke ploeg waar hij niets meer te eisen heeft. Bij ons was hij erg lastig te sturen. Daar heb ik met hem verschillende discussies over gehad, waarin ik zei: fiets nou wat fanatieker, rijd nou voorin, laat je nou zien, stimuleer nou je ploeggenoten. Maar hij reed altijd van achteren. Als je er als ploegleider vervolgens wat van zei, deed hij er niets aan. Ik denk dat hij eens naar zichzelf moet kijken en niet naar Vacansoleil-DCM moet wijzen. Dat vind ik namelijk niet erg netjes. Bij ons heeft hij werkelijk àlle vrijheid gekregen en er in mijn ogen zelfs een beetje misbruik van gemaakt.”

Bij zijn nieuwe ploeg heeft De Gendt niet meer dezelfde vrijheid. Zelf zegt de Belg daarover: “De voorbije jaren was ik een behoorlijk vrije vogel en alles liep fantastisch. Maar misschien werd ik het voorbije seizoen iets té vrij gelaten?” Cornelisse erkent: “Ik vind het mooi dat hij dat zegt. Dat is misschien onze fout geweest. Sommige renners kun je wel de vrijheid geven en anderen niet. Thomas De Gendt blijkbaar niet. Vorig jaar heeft hij natuurlijk ook zichzelf te kort gedaan. Als je derde wordt in de Giro en een jaar later kom je niet vooruit, is dat ook als renner niet leuk. Het is ongelofelijk wat hij kan op een fiets, maar het niveau is tegenwoordig zo hoog dat je goed aan een seizoen moet beginnen. Je ziet vaak bij renners die een goed seizoen hebben gedraaid dat ze in de winter bij allerlei recepties en feestjes aanwezig zijn. In België is dat helemaal zo het geval. Als je niet zo serieus de winter door komt, haal je het niet zomaar in. Wij hebben misschien, en dan steek ik de hand ook in eigen boezem, hem te veel vrijheid gegeven. We hadden hem wat harder moeten aanpakken. Dat zou ook voor hemzelf goed zijn geweest, want dat hij geweldig kan rijden staat buiten kijf.”
“Thomas De Gendt mag daarom nooit lossen tijdens een WK ploegentijdrit. Hij moet juist een van de motoren zijn in plaats van na 35 kilometer af te haken. Maar vergeet niet, hij heeft ook héél véél goede dingen gedaan voor onze ploeg. De derde plaats in de Giro is onvergetelijk, maar het contrast tussen het goede en het slechte jaar is te groot. Ik hoop dat hij snel zijn goede benen weer terugvindt, want dan is het een genot om naar te kijken.” Het slechte jaar van De Gendt valt samen met een slecht jaar voor de ploeg. Manager Daan Luijkx kon geen nieuwe sponsor vinden. “Vorig jaar was de sfeer bij Vacansoleil niet zo goed, omdat we al snel wisten dat de ploeg zou ophouden”, zei Björn Leukemans recentelijk in de Belgische pers. Rob Ruijgh bevestigde tegenover L1 dit beeld. Volgens hem was Vacansoleil-DCM in het laatste jaar geen team meer, waardoor het moeilijk is om goede resultaten te halen. Ook was zijn programma nooit duidelijk. “Vaak hoorde ik dat pas een paar dagen van tevoren. Dan kan je geen grote uitslagen rijden”, aldus de Limburger. Cornelisse reageert lichtelijk geïrriteerd: “Rob Ruijgh moet helemáál zijn hand in eigen boezem steken.”
Rob Ruijgh
“Na zijn goede Tour de France in 2011 heeft hij veel geld erbij gekregen, maar niet veel meer gepresteerd. Op een gegeven moment moet je als wielrenner gewoon je mond houden. Je trekt je shirt aan, je broek en als je een goede dag hebt, zit je gewoon in de kopgroep. Dat heeft niks met de ploeg te maken. Een goede Rob Ruijgh heeft geen ploeg nodig om top tien te rijden in de Waalse Pijl. Wij konden zo’n koers misschien niet controleren, maar blijf dan in de buurt van BMC. Dan rijden zij de gaten wel dicht voor Gilbert en Evans. Het programma kan hij als excuus gebruiken, maar Rob Ruijgh reed niet meer goed. Ik geloof dat hij in geen enkele wedstrijd bij de eerste dertig heeft gereden, waardoor je ook niet kan eisen dat je een maand van te voren geselecteerd wordt voor bijvoorbeeld de Amstel Gold Race. Natuurlijk heeft Ruijgh in 2011 fantastisch gereden in het Criterium du Dauphiné en de Tour. Daar was ik zelf bij, maar daarna heeft hij er niets meer van gebakken. Dat heeft zijn gevolgen voor de selecties, want je wil de beste renners meenemen. Anders kun je ook Jan Janssen gaan opstellen, want hij heeft ook een keer de Tour gewonnen.”
“Als je niet goed rijdt, word je niet opgesteld. Louis van Gaal gaat met 23 vrienden naar het WK, maar hij kan er slechts elf opstellen. Bij voetbal horen sommigen ook pas een dag van te voren of ze spelen. Je zou Rob Ruijgh een maand van te voren kunnen vertellen dat hij in de Amstel Gold Race start, maar als hij daarna als een drol rijdt, heb je er niets aan. De Gold Race is trouwens een mooi voorbeeld. Daar was hij vorig jaar gevallen en nam ik vervolgens alle risico’s om hem terug te brengen. Dat was zelfs nog op TV. Ik ga écht voor renners door het vuur. Hij moet dus ook naar zichzelf kijken. Ik vind het namelijk een beetje zwak dat hij in de media negatief is over Vacansoleil-DCM. Ik denk dat de ploeg heel goed voor hem is geweest. Hij heeft veel aan dit team te danken. Dan is dit niet netjes. Je ziet het ook aan in wat voor ploeg hij nu terecht komt. Er is maar weinig interesse voor Rob Ruijgh. Ik denk dat hij de hand vooral in eigen boezem moet steken. Ik vind dit niet leuk om te zeggen, want hij is een beetje een gabbertje van me. Bovendien heeft hij ook niet veel geluk gehad. Dan had hij weer last van zijn knie, dan weer van zijn rug, dan was hij weer gevallen… Maar je kunt dan niet gaan eisen: de pijn in mijn knie is weg, nu ben ik er weer.”

Cornelisse herkent de situatie van Ruijgh uit zijn eigen wielerloopbaan. “Ik werd zelf als renner bij Peter Post ook niet altijd opgesteld. Op dat moment accepteer je dat niet, want je vindt dat je er wel thuis hoort. Maar vijftien jaar later besef ik dat ik niet één van de beteren was. Dan is het logisch dat je niet wordt opgesteld.” Hij kan het echter niet waarderen dat er over een slechte sfeer wordt gesproken. “Als je bij de gemeente werkt, maak je ook wel eens dingen mee die niet leuk zijn. Bij Omega Pharma-Quick Step en Lotto-Belisol is het vast ook niet altijd even gezellig. Hetzelfde geldt als je met je vrouw op vakantie gaat. Dan heb je ook wel eens ruzie, maar dan ga je daarna tenminste nog wat leuks doen”, lacht de Amsterdammer. “Ik moet wél toegeven dat in het laatste half jaar iedereen nerveus werd. Dat is logisch, als je baan ermee op houdt. Dan wordt het ieder voor zich. Ik kan dan voor de ploeg gaan staan en zeggen dat Björn Leukemans vandaag de kopman is, maar de andere mannen denken dan: ja, maar ik moet volgend jaar ook brood op de plank krijgen. En neem het ze eens kwalijk. Als de ploeg was doorgegaan, zouden ze wél voor Leukemans hebben gereden.”
Vriendenploeg
Cornelisse had als ploegleider de belangrijke taak om de neuzen toch weer dezelfde kant op te krijgen. “Maar dat is heel lastig. Ik probeerde dat vooral te doen door de sfeer goed te houden. Ik zei altijd maar: als ik jou een aardige jongen vind en ik moet voor je de sprint aantrekken, dan doe ik dat tot honderd meter van de streep als ik kan. Als het moet, rijd ik er bij wijze van spreken ook nog één het hek in. Puur uit vriendschap. Maar als ik je niet mag, doe ik wél gewoon mijn werk, maar stop ik op 300 meter en dan vind ik het niet eens zo erg als je geklopt wordt. Daarom probeerde ik altijd een vriendenploeg te kweken. Ik durf best te zeggen dat dat gelukt is. Er werd bij ons verschrikkelijk veel gelachen.” De ploegleider zelf had ook een goede band met de renners. “De tijdritten met Lieuwe Westra waren bijvoorbeeld altijd erg mooi om mee te maken. Daar zat heel veel voorbereiding in. We waren dan met zijn tweeën dagen bezig. We waren écht een eenheid. Dat heb ik met bijvoorbeeld Wout Poels ook. Ik was vorig jaar niet in de Tour de France, maar hij belde mij elke dag op met vragen over de bandendruk. Het is héél leuk om samen naar succes toe te werken.”
“Ik heb me eerlijk gezegd nooit ploegleider gevoeld. Ik moest het af en toe wel zijn, maar ik voelde me eerder een vriend die ook nog eens verstand van de koers had en wedstrijden kan analyseren. Je moet niet alleen renners op hun kloten geven als ze verloren hebben, maar ook kijken naar de fouten. Dat zijn dan soms gesprekken van twee en een half uur, zonder dat het ging vervelen. Met Wout Poels heb ik in de Tirreno-Adriatico bijvoorbeeld eens tot één uur ’s nachts zitten praten op zijn kamer. Een dag later won hij bijna de rit en kon alleen Gilbert op de meet met tien centimeter verschil hem passeren. Dat zijn mooie dingen. Net als de achtste plek van Westra op het WK tijdrijden in Kopenhagen. Ik mocht toen van Leo van Vliet mee in de auto. Of de twee nationale titels die hij op een fantastische manier behaalde. Dan sta ik gewoon te huilen. Je leeft er maanden naartoe en dan komt de spanning eruit. Dat soort dingen mis ik. Ik wil daarom graag ploegleider blijven. Ik vind wielrennen namelijk het mooiste wat er is.”