Robert Gesink over breedte Nederlandse wielertop: “Koester deze ongekende luxe”
Interview Tien jaar geleden sprankelde Robert Gesink als hoop van een wielernatie. Niemand anders dan hij zou het vaderlandse wielrennen uit het slop trekken. Een vaandeldrager van een generatie. Het liep anders. Tien jaar later blikken we met de 34-jarige klimmer van Jumbo-Visma terug op zijn ontwikkeling en die van het Nederlandse wielrennen an sich.
Het is 2006 wanneer belofterenner Robert Gesink als Hannibal met een triomftocht door een aantal vermaarde rittenkoersen marcheert. De 20-jarige Nederlander wint Settimana Lombarda en Circuito Montañes, eindigt tussen de profs als derde in de Volta ao Algarve en besluit de Ronde van de Toekomst – dan nog een UCI 2.1-koers zonder leeftijdsgrens – als tweede achter de dan 25-jarige Moises Dueñas. Een half jaar later debuteert hij op ProTour-niveau als negende in de Waalse Pijl. Bijna niemand rijdt sneller de Muur van Huy op.
Rabobank Wielerplan
Gesink maakt in de winter van 2006 op 2007 de overstap van de Rabobank-opleidingsploeg naar het profteam. “Voor mij was dat een prima ploeg, het waren mooie jaren”, kijkt hij daar nu op terug. “Bij de opleidingsploeg werden optimale omstandigheden gecreëerd waardoor je als jong talent echt werd geholpen. Perfect materiaal, een vergoeding waardoor je jezelf volledig op het fietsen kon richten en een zwaar wedstrijdprogramma waardoor je snel kon leren, groeien én jezelf kon meten tegen de beste renners van Europa. Voor rittenkoersen, maar ook voor de klassiekers. Het Rabobank-opleidingsprogramma was uniek voor die tijd.”

Gesink doet de wereldtop pijn tijdens Parijs-Nice 2008 – foto: Cor Vos
Ook de doorstroom naar de profs heeft Gesink als geleidelijk ervaren. “In het eerste jaar (2007, red.) brachten ze me heel rustig. Ik reed geen grote ronde en ik moest eerst maar eens laten zien wat ik kon. Dat was vooral een heel grote luxe, om in koersen niet te hoeven vechten voor je plekkie binnen de ploeg. Er was ruimte om te doen wat je wilde en – in sommige gevallen – waren er zelfs grote renners die zich om mij bekommerden. Ik weet nog dat de Tour of California (toen nog in februari, red.) mijn allereerste koers was. Ik startte als een na laatste in de proloog in San Francisco, omdat niemand een klassement wilde rijden.”
“Ik wilde dat wel graag”, gaat de geboren Achterhoeker verder. “Het jaar daarvoor had ik dat als belofte ook gedaan. Stond ik daar na drievoudig wereldkampioen tijdrijden Michael Rogers en voor Levi Leipheimer, met knikkende knieën op het podium. Wat ik ermee wil aangeven: de ploegleiding gaf mij als jonge renner heel veel ruimte. Dat was goed. Het jaar erop mocht ik al mijn kans gaan in de Vuelta a España en werd ik meteen zesde. In 2010 volgde dan mijn meest succesvolle Tour de France ooit (Gesink staat als vierde in de geschiedenisboeken, red.), dus de eerste seizoenen als prof ging het bij Rabobank hartstikke mooi. Het kon niet op. Een prima start van mijn carrière, mede dankzij de goede opleiding.”
In 2010 zijn mannen als Bauke Mollema en Niki Terpstra nog ver verwijderd van hun topniveau van de laatste jaren en Steven Kruijswijk maakt dat jaar pas zijn profdebuut. Gesink staat te boek als hét boegbeeld van het Nederlandse wielrennen. “Dat wilde ik ook bereiken. Ik héb ook heel mooie resultaten bereikt. Het heeft af en toe tegen gezeten, maar iedereen krijgt zo z’n tegenslagen. Als je kijkt naar de jongens die in die jaren tegelijkertijd met mij begonnen zijn, dan zijn er ook genoeg die überhaupt al niet meer fietsen of voor minder zijn gestopt. Wat er voor mij daadwerkelijk in het vat had gezeten als die tegenslagen niet waren gebeurd, zullen we nooit weten. Het is ook niet relevant”, vindt hij.

Gesink op de Champs Elysées na zijn meest succesvolle Tour ooit, samen met zijn ouders – foto: Cor Vos
Nederlandse wielertop anno 2021
Intussen zijn Terpstra, Mollema en Kruijswijk qua erelijst Gesink voorbij. Tom Dumoulin en Wilco Kelderman komen er in de jaren erna ook bij. “Ik vond dat mooi! Het was ook een van de redenen dat ik afstand van mijn positie als vaandeldrager kón nemen. In 2015 reed ik nog met de besten in de Tour mee. Zeg nooit ‘nooit’, maar als het moet zou er nu ook nog weleens een top-10-klassering inzitten in een grote ronde. Maar mijn ambitie ligt daar sinds 2015 niet meer zo. Ik heb dat jarenlang gedaan en ik merkte aan mijn lichaam dat het zwaar was. Ik kende ook mijn plek, tussen plaats vijf en tien. En ik wilde graag eens een rit winnen.”
De opmars van het Nederlandse wielrennen houdt maar niet op. Dylan Groenewegen, Fabio Jakobsen en Mathieu van der Poel groeien ook uit tot de besten ter wereld op het gebied van sprinten en klassiekers. “Ik denk dat het een natuurlijk verloop is”, zegt Gesink. “Een gedeelte van die jongens heeft ook een start gemaakt met het Rabobank Wielerplan, dat daarvoor echt wel de credits mag hebben. Niki Terpstra, Wout Poels en dat soort mannen zijn er ook bij gebaat geweest. Rabobank sponsorde in die tijd ook de lokale clubs, de criteriums, Dikke Banden Races… Als je niet bij Rabobank reed, kon je door die sponsor alsnog genieten van de sport. Ondanks dat al die mannen kozen voor een heel andere weg.”
Als we de Condor van Varsseveld vragen naar hetgeen hem het meest heeft verbaasd de laatste jaren, moet hij even nadenken. “Het zit hem in kleine momenten. Neem nu wat Van der Poel twee jaar geleden in de Amstel Gold Race deed, bijvoorbeeld. Fenomenaal! Ik zat in de groep bij hem. We waren allemaal dooie piertjes. Niemand geloofde erin. Julian Alaphilippe was vertrokken en die zouden we toch niet meer terugzien. Vooral mentaal maakte hij daar diepe indruk op mij, het geloof dat Mathieu bleef houden. Het weigeren op te geven. Het blijven gaan. Zelf, omdat de rest er niet meer in geloofde. En om dan uiteindelijk op die wijze de Amstel toch nog te winnen, dat vond ik heel mooi om er op de eerste rij bij te zijn.”

De Grote Drie in de Tour 2012, v.l.n.r.: Mollema, Kruijswijk en Gesink – foto: Cor Vos
“Maar ook Tom heeft mij positief verrast, toen hij de Giro d’Italia wist te winnen”, gaat de klimmer verder. “Steven volg ik natuurlijk op de voet, als kameraad. Dat hij na al die jaren – bij hem heeft het ook flink tegen gezeten, dat weet ook iedereen – in 2019 op het podium van de Tour de France wist te eindigen, vond ik supermooi om te zien. Ik heb ook zeker enorm veel respect voor bijvoorbeeld Bauke, die altijd maar blijft doorknokken. Hij is zo taai als wat, geeft nooit op en dan in 2019 gewoon de Ronde van Lombardije winnen. Gelukkig leven we in zo’n weelde, dat ik voor veel collega’s een mooi woordje kan doen.”
De top van het Nederlandse wielrennen is gigantisch breed, veel breder dan alleen Gesink in 2010. “Als je een puur Nederlandse ploeg voor de Tour de France zou moeten opstellen, dan zou dat geen enkel probleem zijn. Op alle fronten zou je kunnen scoren en met een beetje geluk krijg je vier man in de top-10 van het eindklassement. Dat is een ongekende luxe en dat moeten we koesteren”, stipt hij aan. “Het gaat ontzettend goed met het Nederlandse wielrennen. Hopelijk blijft dat in de toekomst ook zo, ook op elk vlak. Als Nederlandse wielerfan kun je elke dag de tv aanzetten en is het genieten geblazen. Dat is supermooi!”
‘Ik beleef nu meer plezier aan de sport’
Over het algemeen constateert Gesink dat jonge renners er veel eerder staan dan voorheen. Hij ziet dat zijn talentvolle collega’s zelfverzekerder zijn dan zijn generatie op dezelfde leeftijd. “Ik denk dat social media daarin een rol heeft gespeeld. Iedereen maakt elkaar op die platforms helemaal gek. We delen alles, iedereen kijkt mee op Strava. De keerzijde van die medaille is dat je ervoor moet waken dat er vandaag of morgen altijd iemand is die meer getraind heeft dan jijzelf. Je kunt jezelf daarmee volledig gek maken. Ik vraag mezelf echt weleens af bij sommige collega’s hoe lang het goed gaat, als ze zo veel blijven trainen.”

Gesink met Roglic na zijn winst in de Vuelta van vorig jaar – foto: Cor Vos
Ook de ontwikkeling van de sport draagt bij aan een snelle overgang van de beloften naar de profs. “In de breedte is wielrennen een stuk professioneler dan tien jaar geleden. Als je ook ziet hoe wij daar nu bij Jumbo-Visma mee bezig zijn, dan vind ik het schitterend om daar onderdeel van te zijn. Een heel gezonde ploeg met fantastische sponsoren en een mooi opgezet model. Met een opleidingsploeg en een vrouwenteam, zoals Rabobank dat ook was. Ik heb er heel veel vertrouwen in richting de komende jaren. Wij hebben een heel mooie groep gasten bij elkaar. Ik heb het gevoel dat we voor een aantal speciale jaren staan.”
Gesink zelf maakte in 2016 dus de transitie tot rittenkaper, maar zijn rol veranderde eigenlijk nog datzelfde jaar. “We kregen toen het mirakel Primož Roglič in de ploeg”, lacht de ervaren klimmer. “Een schitterende vent. Maar daarnaast ook een ruwe diamant, echt een heel speciale. De ploeg wilde toen met mij in gesprek. Ze wilden met Primož en Steven grote rondes winnen en waren daarvoor op zoek naar renners die zélf ook weten hoe het werkt om daarmee bezig te zijn, alleen die ambitie niet meer hebben. Taaie mannen die de derde week kunnen doorstaan, ploegmaats die er altijd zijn om problemen recht te breien.”
En zo vond de voormalig kopman een naar eigen zeggen heel fijne rol, waarin collega’s zijn werk waarderen. “Je mag het best weten: ik geniet misschien nu nog wel meer van de wielersport, dan dat ik er in al die topjaren misschien van genoten heb. Er kwam zo veel op je af, zo veel gekkigheid er rondom heen. De focus waar je jezelf iedere keer weer in pushte. Mensen beginnen dan heel vaak over druk en dat vind ik allemaal prima. Ik kan het zo vaak zeggen als ik wil. Maar uiteindelijk was het vooral de druk die ik mezelf oplegde. Daardoor veranderde ik als mens. Ik werd kribbiger als ik mezelf moest opladen in aanloop naar een wedstrijd. Daar werd ik – ook voor mezelf – niet altijd een fijner persoon van”, kijkt hij terug.

Gesink is het plezier in de sport nooit verloren – foto: Cor Vos
Stoppen? Nog (lang) niet!
Over de ervaring van Gesink en alles wat hij heeft meegemaakt, valt een goed boek te schrijven. Maar ook naast de fiets zou hij een jonge leermeester voor aanstormend talent kunnen zijn. Hij maakte als kopman en als helper namelijk beide rollen mee. “Laat ze de vacature maar opsturen naar Rik van Dongen (Gesinks manager, red.)”, lacht hij opnieuw. “Nee, ik weet het niet. Als ik stop met fietsen, weet ik niet of ik nog wel hele dagen van huis wil zijn. Maar wat dat betreft ben ik ook zo onrustig als wat. Dus misschien ook wel. Maar dat is ook een gezegde dat rondgaat in de wielersport: zodra je over je pensioen begint na te denken, dan is het zover. Dus laten we dat nog maar eventjes op de lange baan schuiven.”
Ploegleider of sportief directeur zijn is ook niet zomaar iets, vindt Gesink. “Ik heb veel ervaring, maar ervaring delen is weer een heel ander verhaal. In mijn huidige rol als renner – die mij echt goed past – ben ik enorm gegroeid. Als kopman moet je namelijk altijd heel erg aan jezelf denken. Ik was als leider altijd al wel vrij sociaal, dus gaat het me nu wel goed af om die ervaring te delen. Zeg dus nooit ‘nooit’. Maar op dit moment speelt dat niet. Als men de einde carrière-vraag nu aan Alejandro Valverde stelt, snap ik dat. Maar dan heb ik nog wel even te gaan als coureur. Ik vind het nog steeds hartstikke leuk, dus dat stoppen moet nog een aantal jaar wachten als het aan mij ligt.” Gesinks contract loopt eind 2021 af.
Leve Gesink!
Uitgegroeid tot een echte wegkapitein en hopelijk nog jaren actief als renner bij Jumbo-Visma.
Daarna kan hij een perfecte ploegleider worden, als hij dat zelf wil. Begrijpelijk dat hij nu daar nog niet echt over nadenkt.
Hopelijk wint hij op een miraculeuze wijze ooit nog een Tour zege, maar volgens mij heeft die Vuelta rit zege in 2016 hem daar ook al enigzins rust in gegeven.
NB Bij de vrouwen houdt het niet op met het doorstromen van de talenten.
Vd Poel, Eekhoff, Bol, Kooij, Jakobsen, Schelling, Nieuwenhuis, Dekker, Inkelaar, Van Den Berg, Eenkhoorn reden in 2020 nog allemaal voor jongeren klassementen (onder 25). En Hofstede en Tolhoek zijn 26. Allemaal nog 'jonge mannen' in wielertermen die ons de komende jaren echt wel gaan laten juichen.
Ook ik deel de zorg... er zijn steeds minder Nederlandse renners in het peloton. Er zwaaien meer renners af dan er bijkomen. Wedstrijden waar er minder dan 5 meedoen zijn er velen.
Kan dat laatste niet te maken hebben met de instroom van steeds meer renners uit de niet traditionele wielerlanden?
Waar vroeger het halve peloton bestond uit Nederlanders, Belgen, Fransen en Italianen, zie je nu veel meer exoten. Venozolanen, Costaricanen, Amerikanen, Noren, Slovenen en Slowaken, Russen en kazachen. En ga zo maar door.
Plekjes worden dus steeds duurder en moeilijker te bemachtigen.
Waar ik me zorgen om maak is dit: Het wedstrijdcircuit in Nederland is de laatste jaren ondermaats geworden, er zijn teveel wedstrijden voor Nieuwelingen en Junioren verdwenen, echt veel te veel. De Junioren kalender van 2021 (Er van uitgaand dat alles doorgaat) Telt 7 serieuze eendaagse wedstrijden. Bij de Nieuwelingen zijn dit er nog minder. Voor de rest blijft het beperkt tot rondjes om de kerk en lokale omlopen. Dit zorgt ervoor dat voor een goede ontwikkeling, een buitenlands programma noodzakelijk is, en dan niet wat koersen in Belgie of is een meerdaagse in Frankrijk. Er moet serieus in landen als Duitsland, Belgie,Frankrijk,Zwitserland en Denmarken worden gekoerst, landen waar ze wel nog een serieus programma hebben voor U19 en U17. Hier zit het grote probleem, dit soort buitenlandse programma's zijn maar voor enkele ploegen in Nederland weg gelegd. Als je niet bij of WWV of Wielerzone of de jonge renner of de Volharding zit kun je het als junior eigenlijk wel schudden als je een serieus programma wilt rijden, de mogelijkheden zijn er gewoon niet. Hierdoor gaan gasten die wellicht prof hadden kunnen worden verloren, die serieuze buitenlandse programma's zijn alleen weggelegd voor de gasten die al meteen presteren bij U17 en U19, laat dat nou net de groep renners zijn waar je na 5 jaar meestal niks meer van hoort....
Over een rol als ploegleider ben ik dan weer niet direct enthousiast.. Ik vind dat Jumbo juist op dit vlak de lat nog een stuk hoger moet leggen.
Hij is niet de enige die geniet van zijn werk, ook ik vind het schitterend om te zien hoe hij in zijn nieuwe rol helemaal is opgebloeid.
Vooral het plezier wat hij in het fietsen heeft is toch een voorbeeld voor velen. Ik was eens aanwezig bij fietsspektakel de achterhoek oid in Varsseveld. Daar was aan het einde van de middag een prominentenrace. De eerzucht en plezier van Gesink kan ik mij nog goed herinneren die man vloog over dat parcours om al zijn Rabo ploeggenoten te grazen te nemen fietsend en ludiek verbaal. Plezier dat is toch de grootste drijfveer in een sport als wielrennen en hij heeft het.
Mijn eerste kennismaking met Gesink was Koeln. Hij, Reus, en twee Duitse wielrenners beslechtten de finale. EEN van die Duitsers was boos dat de twee NL jonkies niet vol doorreden, niet beseffend dat ze piepjong waren en niet beter meer konden, het was al heel knap dat ze ueberhaupt meezaten. ... prachtige koers was dat!
Gesink doet het nu nog goed als knecht, als nummer 5,6, of 7 van een grote ronde team.
Vergeet Slagter in Down Under ook niet.
Poels en Mollema zouden dit intrinsiek moeten kunnen cq. hebben gekund. Kelderman ook wel.. Eigenlijk allemaal behalve Kruijswijk..