Philip Heijnen ziet op EK baanwielrennen een waterkansje richting de Olympische Spelen
Branded Content Van 10 tot 14 januari is Omnisport in Apeldoorn het decor voor het EK baanwielrennen 2024. Met nationale en internationale toppers belooft het een waanzinnig wielerspektakel te zijn. In samenwerking met organisator Libéma Profcycling lanceert WielerFlits een miniserie richting de baankampioenschappen. In het laatste deel een interview met Philip Heijnen. Voor het 23-jarige talent is het EK een thuiswedstrijd en belangrijk in aanloop naar de Olympische Spelen.
Heijnen werd in 2000 geboren in Nijmegen, waarna hij opgroeide in Oeffelt. Dat ligt net ten zuiden van Cuijk en net ten noorden van Boxmeer in Noord-Brabant, aan de andere kant van de Maas ligt de provincie Limburg. Tegenwoordig woont de baanwielrenner in het nabijgelegen Wanroij. Op zijn dertiende maakte hij in Apeldoorn kennis met baanwielrennen. Dat vond hij zó leuk, dat hij meteen lid werd van De Adelaar, de wielervereniging die huisvest in Omnisport. “Ik heb toen ook één keer een veldrit gereden, maar baanwielrennen vond ik veel leuker. Supergaaf om te doen!”
Grote voorbeelden had Heijnen niet. In de afgelopen tien jaar ontwikkelde de jonge Noord-Brabander zich van jonge enthousiasteling tot toptalent op de duuronderdelen. Op het EK komende week is hij geselecteerd voor de Afvalkoers. “Dat is iets waar ik eigenlijk wel heel goed in ben. Dat geldt ook voor achter een derny rijden tijdens bijvoorbeeld de Zesdaagse van Rotterdam, maar ook het Omnium kan ik goed. De Puntenkoers en Koppelkoers ook. Eigenlijk alles behalve de Scratch. Dat eindigt de laatste jaren op WK’s toch net iets te vaak in een sprint.”

Het rood-wit-blauw voor Heijnen op de Puntenkoers, voor Elmar Abma en Cees Bol – foto: Cor Vos
EK op eigen baan
Net voor de jaarwisseling werd Heijnen nog Nederlands kampioen op de Puntenkoers. Zijn vorm is er met andere woorden. “Mijn gevoel is heel goed en dat geeft me vertrouwen. Alleen zeg ik daarentegen ook altijd dat de Afvalkoers een supermoeilijk onderdeel is. In de Puntenkoers rijd je 160 rondes en kun je bij wijze van spreken de eerste twintig rondes verpesten, om het daarna nog recht te zetten. In een Afvalkoers niet. Bij iedere afvalling, de gehele vijftien minuten, moet je zó scherp zijn. Eén foutje en je bent weg. Op het NK was dit mijn enige onderdeel zonder medaille.”
Dat het EK net in Apeldoorn is, maakt het voor Heijnen extra bijzonder. “Ik heb het EK U23 ook al eens in Omnisport mogen rijden. Dat was zo vet! Als ik er nu over praat, begin ik ook meteen weer te glunderen. Ik ken elke splinter, elk hoek, iedere gang. Ik kom al sinds mijn dertiende in Omnisport. Dat vind ik hartstikke gaaf. Ik ken er ook iedereen. Alle vrijwilligers, alle mensen die er rondlopen. Dat maakt het voor mij heel speciaal. Hoe vaak krijg je de kans om op je eigen baan voor die trui te gaan? Al is dat ook gevaarlijk. Je moet doen wat je altijd doet.”

Heijnen – op de weg uitkomend voor ABLOC – op zijn eigen baan in Apeldoorn – foto: Cor Vos
De slogan van Libéma voor het EK luidt Go for excellence. Dat is ook wat Heijnen nodig heeft, beaamt hij. “We zitten nu in zo’n goede groep. Wat wij allemaal met de duurgroep laten zien de laatste twee, drie jaar… Dat is nog niet echt voorgekomen in het verleden. Sowieso met die twee wereldkampioenen die we nu in ons midden hebben (Yoeri Havik en Jan-Willem van Schip, red.). Je moet jezelf gewoon laten zien om erin te blijven, om mee te kunnen doen in deze duurgroep. Dat is wel iets dat mij prikkelt. Het is dan wel erg lekker als jezelf een goed EK-resultaat neerzet.”
Op olympische beurt wachten
Voor een jong talent als Heijnen zou het EK ook een enorm mooie mogelijkheid zijn om een mogelijk olympisch ticket af te dwingen bij de bondscoach. “Daar maak ik mezelf niet zo druk om op dit moment”, openbaart de jongeling. “Dat ligt namelijk wel redelijk vast, ik denk niet dat dit EK daar heel veel verandering in zal brengen. Ik ga er vanuit dat ik niet naar de Olympische Spelen in Parijs ga. We hebben de wereldkampioenen op de Koppelkoers en Vincent Hoppezak doet het heel goed op het Omnium. Het is op dit moment heel moeilijk om daar tussen te komen.”

Heijnen op het EK U23 in 2022 – foto: Cor Vos
“Ik wacht gewoon mijn beurt af”, zegt Heijnen daarover. “Ik weet richting de Spelen van 2028 dat daar wel mijn moment ligt om te pakken. Eigenlijk komt het olympische toernooi dit jaar nog net iets te vroeg. Hoe ik de bondscoach kan laten twijfelen? Hard fietsen. En alleen maar winnen, denk ik. Het op trainingen laten zien, misschien iets in die richting. Ik vind het een heel moeilijke vraag om antwoord op te geven. Het EK is voor mij richting de Spelen wel belangrijk om de A-status van NOC*NSF te behouden. Daarmee kan ik de andere jongens ook ondersteunen.”
Daaruit wil de baanrenner zijn eigen leerprocessen halen. “En om in de running te blijven, voor welke wedstrijd dan ook. Natuurlijk, je hebt altijd de hoop dat het ergens tóch lukt. Maar dan moet er eigenlijk iets gebeuren bij die andere twee, dat zij iets overkomen. Dat wil ik niet. Ik heb vorig jaar ook de Koppelkoers gereden tijdens de Wereldbeker in Milton. Dat ging op zich goed. Maar ik merkte wel dat ik dat echt vaker moest doen. We werden zevende. En dat was dus nog niet eens het WK, laat staan de Olympische Spelen. Ik weet dat ik nog heel veel stappen moet zetten.”
Hopen op tenminste zilver
Een van die stappen is mogelijk een Europese titel, komende week. “Vorig jaar pakte ik het brons op de Afvalkoers. Om na het EK tevreden naar huis te gaan, wil ik het beter doen. Ik wil een heel goede wedstrijd rijden. Voor een achtste plek kom ik niet. Dus een medaille is wel het doel en het liefst ga ik in die trui naar huis. Dat behoort ook tot de mogelijkheden. Ik mag me daarin uitspreken. Als alles goed valt is er een reële kans dat ik de Europese titel pak. Daar kijk ik wel echt naar uit. Ik ga tevreden naar huis als ik een mooie medaille in mijn kast kan toevoegen.”

Heijnen pakte vorig jaar brons op de Afvalkoers, na winnaar Tim Torn Teutenberg en WorldTour-prof Rui Oliveira – foto: Cor Vos