Jan-Willem van Schip na puntenkoers: “Constant naast de pot aan het pissen”
Jan-Willem van Schip is als zesde geëindigd op het onderdeel omnium op de Olympische Spelen van Tokio. Trots was de Nederlandse renner over zijn prestaties in de eerste drie onderdelen, maar hij kon nog niet exact aangeven waarom het in de afsluitende puntenkoers niet ging zoals hij had gewild. Dat vertelde hij na afloop aan de NOS.
“Ik denk dat ik supertrots mag zijn op die eerste drie onderdelen,” aldus Van Schip, “zowel fysiek, tactisch als technisch. Alle moves zaten erin. In de puntenkoers heb ik ook gewoon alles gedaan wat ik wilde. Ik voelde eigenlijk al vroeg aan dat het een open raus-wedstrijd zou worden. Waarom of hoe weet ik niet , maar ik zat constant naast de pot te pissen.
Daar baalde ik wel van. Maar ik dacht ook: ik moet erdoorheen komen. Ik had goede procesdingen in mijn hoofd en dacht: het moet toch een keer goed komen en ik ga nog die finale-move doen. Maar ik had geen finale-move en dat vond ik wel echt jammer.”
Dat hij na de eerste drie onderdelen – scratch, temporace en afvalkoers – misschien zichzelf was tegengekomen, vertelde hij. “Uiteindelijk moet je gewoon vier keer rijden en misschien ben ik in die eerste drie toch te diep gegaan. Om te analyseren en te zeggen wat er in die puntenkoers gebeurde, heeft nog wel even tijd nodig.”
Madison met Yoeri Havik
Van Schip is na het omnium nog niet klaar op de Spelen, want zaterdag om 9.55 uur (16.55 uur Japanse tijd) verschijnt hij samen met Yoeri Havik aan de start van de Madison. “Dat ik samen met Yoeri hier mag meedoen is wel echt genieten. Dat is een supermooi traject geweest. Dat wordt de apotheose. Ik moet dit wel nog even verwerken, maar reken maar dat we er weer staan overmorgen.
Ik heb kneiterhard getraind, ik ben ook gewoon superfit en sterk. We hebben vet veel technische shit geoefend, en we zijn er ook gewoon echt klaar voor. Het is niet dat we ons door iets laten weerhouden, we vliegen er volle bak in.”

Natuurlijk valt hij in zijn oranje shirt meer op als iemand in een wit shirt, maar hij had natuurlijk zijn grootste rivalen beter in het oog moeten houden dan had een medaille mogelijk geweest. Met zijn groot motorvermogen bleek hij niet in staat een rondje weg te rijden en in de sprints om de punten kwam hij steeds tekort.