Eindejaarslijstjes: De beste Nederlandse renner van 2016
De wielerwereld is in gedachte al bij het nieuwe wedstrijdseizoen. WielerFlits blikt heel de maand december terug op het wielerjaar 2016. Iedere werkdag een nieuwe terugblik en poll. Vandaag: de beste Nederlandse renner van 2016.
Tom Dumoulin
Een ritoverwinning en meerdere dagen de roze trui in de Giro d’Italia, twee etappezeges in de Tour de France, een zilveren medaille op de Olympische Spelen. Menig renner uit het peloton zou er stikjaloers op zijn, maar Tom Dumoulin heeft het bereikt in 2016.
Tel daar ook nog eens de Nederlandse tijdrittitel, vier tweede plaatsen en drie derde plaatsen bij op en je hebt de winnaar van de Gerrit Schulte Trofee 2016. Maar beslist het publiek van WielerFlits ook zoals de jury van die Trofee?
Mede door het breukje in zijn pols stond de Limburger van Giant-Alpecin op de piekmomenten van de Spelen en de WK-tijdrit niet op het hoogste schavot. Die prestaties blijven hem toch achtervolgen, al zegt dat genoeg over de status van Dumoulin in het peloton.
Wout Poels

Wout Poels zegeviert in Luik – Foto: Sirotti
Heroïsch, zo werd de zege van Wout Poels in Luik-Bastenaken-Luik genoemd. In barre omstandigheden wist die andere Limburger Nederland voor het eerst sinds 28 jaar (Adrie van der Poel) weer een overwinning te bezorgen in La Doyenne. Vanuit een overgebleven groep van vier begon Poels de eindsprint op kop. Michael Albasini en Rui Costa kregen het nakijken.
Het seizoen van Poels kende niet alleen dit hoogtepunt. Individueel succes boekte de Sky-renner ook in het voorseizoen in Valencia, waar hij twee etappes én het eindklassement op zijn naam schreef. Daarna volgde nog een solozege in de Ronde van Catalonië en was een vierde plaats in de Waalse Pijl een voorbode op zijn triomf in Luik.
In de Tour de France loodste Poels zijn kopman Chris Froome in sommige bergetappes hoogstpersoonlijk naar de finish. Voor de Brit is Woutie van onschatbare waarde gebleken, al hoopt Poels wel dat zijn prestaties van de voorbije jaren hem snel het kopmanschap in een grote ronde opleveren.
Steven Kruijswijk
Waar keek jij naar hét moment van de Giro d’Italia 2016? Dat moment zal zo nu en dan nog door het hoofd van menig Nederlandse wielerfan spoken. En ook door het hoofd van Steven Kruijswijk. Nadat hij het jaar ervoor al met de besten meeklom, kon de rossige Brabander van LottoNL-Jumbo deze editie vol vertrouwen aanvangen en vanaf nul beginnen.
De aanloop begon de week voor de Giro, in de Tour de Yorkshire eindigde Kruijswijk als vijfde. Na de eerste drie Giro-dagen – door een roze gekleurd Gelderland – vond hij zich al terug op plek veertien in het klassement. Na een sneaky finale met Tom Dumoulin steeg hij op dag vier naar de vierde plaats. De hoop werd steeds groter en kwam tot een eerste hoogtepunt in Corvara, waar Kruijswijk voor het eerst het roze mocht aantrekken. Het tricot gaf hem vleugels, want de voorsprong groeide naar drie minuten. Drie dagen voor het slot leek niets een historische Nederlandse eindzege in een grote ronde in de weg te staan.
Tot dat ene moment. De Colle dell’Agnello werd Kruijswijk fataal. Een sneeuwmuur. Hij verloor minuten en zag het roze als zand tussen zijn vingers vandaan glippen. Wat Kruijswijk in één keer in alle recordboeken had kunnen zetten, viel in duigen. Uiteindelijk stond de – mogelijk – beste klimmer van de Giro met lege handen op een vierde plaats in het eindklassement, zonder ritzege.
Veel koersdagen kende Kruijswijk daarna niet meer. In San Sebastián werd hij 29e en ook in de olympische wegrit kwam hij er niet aan te pas. Vervolgens maakte de Brabantste klassementsman zich op voor de Vuelta om nog één keer alles uit de kast te halen, maar op de eerste aankomst bergop aankomst ging het niet je-van-het. Om het seizoen, waarin Kruijswijk zich definitief aan de wereldtop nestelde en aantoonde een grote ronde te kunnen winnen, helemaal te beëindigen was een paaltje nodig. In volle finale van de zesde etappe knalde Kruijswijk erop en kon een streep onder zijn jaar 2016.
Bauke Mollema
Bovenstaande renners hebben bijzondere prestaties geleverd, maar ook Bauke Mollema kan rustig aan dat rijtje toegevoegd worden. Voor het eerst sinds 2000 mocht een landgenoot na afloop van de Clásica San Sebastián een txapela in ontvangst nemen. De Groninger volgde na zestien jaar Erik Dekker op en profiteerde daarmee van zijn sterke vorm in de Tour de France.
In juli kregen in Nederland meerdere volgers last van Tourkoorts. Na een stabiele eerste week nestelde Mollema zich op Andorra Arcalis, waar alle aandacht uitging naar Tom Dumoulin, in de top tien van het klassement. De dagen erop steeg hij naar plek vijf, binnen een steenworp afstand van het podium. Op de ingekorte klim van de Mont Ventoux toonde Mollema zijn beste vorm. Hij sprong naar Froome en Porte en leek op weg naar een virtuele podiumplaats, maar na de heisa op de Ventoux (Remember the running Froome?) bleek hij vierde te staan. Nog nooit voelde Mollema zich zo sterk, vertelde hij na afloop. De sterke individuele tijdrit leverde hem namelijk een tweede plaats op, achter een ontketende Froome.
Dit hield Mollema vol tot de rit naar Saint-Gervais Mont Blanc. In de regen viel hij de geletruidrager zelfs aan, maar dat was gerekend buiten een rotonde. Mollema kuste het asfalt en was het helemaal kwijt. Vier minuten en acht plekken verloor hij. Op de voorlaatste dag was de fut eruit bij kopman van Trek-Segafredo en zag hij de top tien in rook opgaan. Maar de zogenaamde supercompensatie resulteerde in een uitstekende vorm in de Clásica San Sebastián.
Op de Olympische Spelen was Mollema één van de favorieten, maar het wilde – net als voor de hele oranje-équipe – niet lukken. Plek zeventien was het hoogst haalbare. In de Tour of Alberta wist Mollema nog wel een etappe te winnen en tweede te worden in het eindklassement. In het eerste half jaar eindigde hij ook al kort in de Ruta del Sol (tweede), Tirreno-Adriatico (negende) en de Ronde van Romandië (negende). Ook in de Amstel (veertiende) en Luik (negende) was Mollema van voren te vinden het voorbije seizoen.
Dylan Groenewegen
Een man die zich ontzettend ontwikkeld heeft in 2016, is Dylan Groenewegen. Na zijn overstap van Roompot-Oranje Peloton werd niet veel van hem verwacht, hij zou rustig gebracht worden en naast Moreno Hofland optreden als sprintkopman. Alles met het oog op de toekomst. Al direct in zijn eerste rittenkoers deed Groenewegen van zich spreken. In Valencia klopte hij Nacer Bouhanni in een direct duel. Niet niks voor een Amsterdams broekie van (toen nog) 22.
WorldTour-wedstrijden reed hij nog niet, maar op de niveaus daaronder liet Groenewegen van zich horen. In Kuurne-Brussel-Kuurne (vierde), Le Samyn (zesde), de Driedaagse van West-Vlaanderen (ritzege), de Ronde van Drenthe (derde), Nokere Koerse (derde), de Handzame Classic (tweede) en de Scheldeprijs (negende) liet hij zien over snelle benen te beschikken in vele omstandigheden. Die prestaties leverden Groenewegen opvallend nieuws op: hij kon zich langzaam gaan richten op de Tour de France. Zeges in Yorkshire, de Heistse Pijl, Rund um Köln, de Ster ZLM Toer én als klap op de vuurpijl het Nederlands kampioenschap op Goeree-Overflakkee maakten dat de ploegleiding van LottoNL-Jumbo er niet meer omheen kon. Groenewegen maakte zijn debuut in de Tour.
Drie etappes bij de beste tien, dat was het resultaat na 21 dagen. In Limoges was de drager van het rood-wit-blauw er nog het dichtst bij met een vierde plek. Na een rustperiode van een maand keerde Groenewegen terug in competitie. Hoe? Door te winnen in de Arnhem-Veenendaal Classic.
In de Cyclassics in Hamburg (zesde) en de Tour of Britain (ritzege) liet hij zich weer gelden, om in de Eneco Tour zijn eerste zege op WorldTour-niveau binnen te slepen. In Bolsward troefde hij alle topsprinters af, waarna Groenewegen nog drie massasprints bij de eerste vijf eindigde. Die vorm trok hij door naar de Tour de l’Eurométropole, die hij won. Na afloop was daar nogal wat commotie over. Conclusie: Groenwegen zal nooit vrienden worden met Oliver Naesen.
Als één van de kopmannen mocht Groenewegen naar Qatar voor het biljartvlakke WK. In de woestijn kwam hij in de verkeerde waaier terecht, waardoor hij zijn seizoen 2016 afsloot met een 37e plaats én een stormachtige ontwikkeling. De Amsterdammer heeft de wereldtop meermaals het zwijgen op weten te leggen, al is dat gat nog niet definitief gedicht.
Outsiders
In bovenstaande lijst zijn renners als Niki Terpstra (winnaar Eneco Tour, Le Samyn en Dwars door het Hageland), Robert Gesink (winnaar koninginnenrit Vuelta a España, zevende Lombardije), Danny van Poppel (vier profzeges), Maurits Lammertink (winnaar Ronde van Luxemburg), Pieter Weening (dubbelslag Ronde van Noorwegen, ritzege Ronde van Zwitserland), Sam Oomen (dubbelslag Tour de l’Ain, derde Critérium International), Lieuwe Westra (winnaar Driedaagse De Panne-Koksijde) en Jos van Emden (achtste WK tijdrijden, ritzege Ster ZLM Toer) niet eens opgenomen. En dan missen we nog een hoop indrukwekkende zeges van landgenoten.
Stem!
[poll id=”380″]
Ach daar is veel over gediscussieerd en ieder heeft zijn mening. Ik vind het onzin. Het is waar dat Nibali dat probeerde en dat het lukte. Maar het was nog altijd kansberekening, er was een kans dat Kruijswijk een fout zou maken, en dat pakte zo uit. Lijkt mij de definitie van geluk voor Nibali en pech voor Kruijswijk.
Edit:
Daaraan toegevoegd was het ook geluk/pech respectievelijk dat de val de consequenties had die, die had. Maar veel mensen volgen het perspectief van de winnaar achteraf en verklaren vervolgens het verloop kan de wedstrijd (en de onvermijdelijkheid ervan) als absoluut en logisch.
Ik had het liever ook anders gezien, maar hij pakte Kruijswijk toen het kon. Op zijn zeakste moment. Alle credits voor Nibali en ploegenspel Astana (vreselijke ploeg, maar goed gedaan van ze).
Of correcter: een appel, een peer, een banaan (of moet ik zeggen bananenschil), een pruim en een bowlingball. Wat hoort er niet thuis in het lijstje?