Arnaud De Lie noemt twee verbeterpunten, maar kent ook zijn kracht: “Daar ben ik bij de besten ter wereld”
Arnaud De Lie pakte in zijn tweede seizoen als prof weer de nodige zeges: tien stuks in totaal. In de Tour of Guangxi, zijn laatste wedstrijd van het jaar, boekte hij echter geen overwinningen. De Stier van Lescheret heeft wel een idee waar dat aan lag.
“Het was een wedstrijd… goh… ik denk niet dat ik ooit eerder al zo’n makkelijke zesdaagse reed”, zei De Lie tegen Het Laatste Nieuws. “Een van de vaststellingen dit seizoen was dat ik in een echt vlakke spurt nog ervaring tekort kom. Het is ook niet wat ik het liefst doe, liever sprint ik op een lastigere finishstrook na een zware, slopende race. Van dat type heb ik ze in 2023 quasi allemaal gewonnen.”
Punchy aankomsten
Volgens Kurt Van de Wouwer, de sportief manager van Lotto Dstny, hoeft De Lie op dergelijke aankomsten zelfs niemand meer te vrezen. “Op punchy aankomsten, waar frisheid méér dan pure snelheid een cruciale rol speelt, ben ik… (aarzelt even) niet de állerbeste, die status behoort eerder Van der Poel, Van Aert of Pogacar toe… maar toch bij de besten ter wereld. Daar wil ik komende winter verder op inzetten: op het nog beter verteren van courses de guerrier, Flandrienkoersen. Als ik echt sterk ben, is dát het terrein waarop ik met mijn skills kan excelleren.”
De Lie heeft in de vlakke spurts dus nog wat meer ervaring nodig, maar moet hij ook niet simpelweg vaker met de handen onderin de beugel sprinten? “Dat is per definitie aerodynamischer”, zegt de 21-jarige renner, die nu nog meestal met de handen op de shifters sprint. “Maar van het moment dat het met 50 km/u vals plat bergop gaat – sprints zoals ík ze vaak win – kan je dat aerogebrek compenseren met extra kracht om even snel te rijden. Mijn zeges tonen dat aan. Ik voel me ook gewoon comfortabeler met de handen bovenop het stuur. En daar gaat het tenslotte om.”
Te zware versnelling
Hij is het wel met Lotto Dstny-CEO Stéphane Heulot eens dat hij momenteel nog te zwaar trapt. “Er wordt almaar sneller gekoerst, dat maakt een juiste cadans superbelangrijk. Ik werk daar al lang op, samen met coach Jeroen Dingemans. De evolutie was dit seizoen merkbaar. Maar het is niet iets wat ik met één training helemaal opgelost krijg. Er gaan meerdere jaren over. Voorts blijf ik sleutelen aan mijn inspanningen van één tot vijf à tien minuten. Want dat zijn de wapens waarmee ik mijn koersen win.”
Ik denk dat hij op heel veel vlakken nog vanalles te ontdekken en te leren heeft. Geen schande op je 21e. Hoe ga je koersen met en tegen de allerbesten in het klassieke werk? Hoe ga je je kansen verbeteren tegen figuren als Philipsen of Jakobsen in vlakke aankomsten? Hoe zorg je dat je ook na 250 km nog de benen hebt om te sprinten?
Voor mij is dit samen met Kooij, Uijtdenbroeks en Skjelmose de renner waar ik komend seizoen misschien wel het meest naar uit kijk. Lukt het ze om nog stappen te zetten, en zo ja, hoe groot zijn die stappen? Lotto mag zich in zijn handjes knijpen dat ze deze gast aan boord hebben. En wie weet kunnen Segaert, Vermeersch of Campenaerts er wel een keer mooi van profiteren.
Is toch best al mooi voorjaar.
Van Aert reed bv enkel Tirreno, Sanremo, G-Wevelgem, Ronde v.Vl en Roubaix.
Een grote ronde ga ik wel akkoord. En met het 'gebrek' aan echte kopmannen bij Lotto zal dit wss wel de Tour worden.
OS en WK is hij afhankelijk van de bondscoach natuurlijk. En daarin heeft hij gewoon pech dat hij in een gelijkaardig segment valt als Van Aert en Philipsen. Zeer snelle mannen die ook lang kunnen overleven in klassiekers.