Waarom de kans op verrassingen in een Monument anno 2025 kleiner is dan ooit
Interview Nooit eerder in de geschiedenis verdeelden twee renners de Wielermonumenten in een korte periode zo goed onder elkaar als Tadej Pogacar en Mathieu van der Poel. De twee alleskunners slokten maar liefst veertien van de twintig laatste Monumenten op. Neem daar ook de twee zegetochten van Remco Evenepoel bij, en je merkt dat er nauwelijks nog kruimels voor de rest overblijven. Is een verrassing dan nog mogelijk in Parijs-Roubaix? Wij vroegen het een twee ex-renners die zelf ooit voor een verrassende prestatie zorgden in de Helleklassieker.
Pogacar zit op acht Monumenten, Van der Poel heeft er zeven achter zijn naam staan. Naast Evenepoel konden de laatste vier jaar alleen Matej Mohoric en Jasper Philipsen in Milaan-San Remo, en Sonny Colbrelli en Dylan van Baarle in Parijs-Roubaix die hegemonie verdelen. Het voorbije jaar werd die dominantie van de twee supertalenten in de vorm van hun leven nog wat pijnlijker: de laatste zes monumenten gaven ze zelfs niemand nog een kans.
De ervaren Lotto-ploegleider Dirk Demol zag het vanop de eerste rij gebeuren. Zelf verraste hij in 1988 alle favorieten op de velodroom van Roubaix, waarmee hij de grootste zege uit zijn loopbaan pakte. “In principe kan zoiets nog altijd, maar die kans is héél, héél klein. Ik denk zelf niet dat zo’n scenario nog tot de mogelijkheden behoort. Het probleem is dat er een paar renners zo hard bovenuit steken dat ze altijd zullen controleren. Dat zag je in de vorige klassiekers ook al. Zelden krijgt een vlucht nog meer dan drie minuten.”

Ook in San Remo staken Van der Poel en Pogacar er bovenuit – foto: Cor Vos
Jayco AlUla-ploegleider Tristan Hoffman moet hetzelfde vaststellen. Ook hij kwam ooit in de positie om tegen alle verwachtingen in Parijs-Roubaix te winnen, maar in 2004 bleek alleen de Zweedse krachtpatser Magnus Bäckstedt te snel. “Maar toen had je toch een startveld dat meer aan elkaar gewaagd was, wat soms voor twijfel kon zorgen. Van der Poel en Pogacar koersen, van begin tot einde. Ik heb nog nooit twee renners er zo hard bovenuit zien steken.”
Mentaliteit
Maar waar ligt dat dan aan? De twee zien verschillende verklaringen. “De toppers van nu hebben toch een andere mentaliteit”, zegt Hoffman. “Miguel Indurain liet in de Tour de France altijd groepjes wegrijden, die dan voor de ritzeges mochten strijden. Zolang hij het klassement maar had, gaf hij gerust dingen weg. Maar misschien moést Indurain het op een andere manier doen, omdat hij minder sterk was dan Pogacar nu.”
-
Lees ook Tom Boonen: "Pogacar heeft potentieel om grotere erelijst dan Merckx bij elkaar te fietsen"
Demol: “Maar dat vind ik juist fantastisch om te zien. Als je Pogacar en Van der Poel in de klassiekers ziet rondrijden, dan merk je dat ze enorm veel lol maken. Ze hebben ook veel respect voor elkaar. Vroeger zag je al eens tactische zetten van ploegen die elkaar bewust het verlies in reden, maar dat zal je bij deze generatie niet zien. Ze gaan er vol voor en je ziet hen niet te veel rekenen. Rijden, godverdomme (lacht).”
Materiaalslag
Punt twee: ook op technisch vlak is de wielersport hard veranderd. Volgens Demol heeft de komst van Veloviewer en bijhorende communicatie via oortjes veel veranderd. “Iedere ploegleider die zijn huiswerk deftig heeft gemaakt, weet perfect wat er te gebeuren staat. De topwedstrijden worden zodanig gecontroleerd, dat je niet meer op de verrassing kunt spelen. Iedereen weet elke bocht en elk rondpunt perfect liggen. In elke wagen zeggen ze hetzelfde. De renners worden zo tegelijk naar voren gestuwd.”

Hoffman (rechts) zag Bäckstedt Roubaix winnen – foto: Cor Vos
“Aanvullend: ook het materiaal wordt steeds beter”, doelt Hoffman bijvoorbeeld op het druksysteem waarmee Visma | Lease a Bike rijdt of de steeds betere kwaliteit van de banden. “Toen ik in 2004 dichtbij winst in Roubaix kwam, reden achtereenvolgens Johan Museeuw, Peter Van Petegem en Michele Bartoli lek. Zo waren alle grote favorieten plots niet meer in de kopgroep te vinden. Dat kan in Roubaix nog altijd, maar de kans is kleiner.”
Plan?
Hoe moeten de ploegen van de niet-topfavorieten de Helleklassieker dan benaderen? “Wat ik misschien wel zie gebeuren, is dat schaduwfavorieten als Filippo Ganna en Stefan Küng zich verenigen”, aldus Demol. “Dat kunnen ze alleen maar doen door er héél vroeg aan te beginnen. Dat is hun enige kans om de toppers te kloppen. Lidl-Trek heeft daarbij ook een sleutel in handen. Als het ergens kan, is het in Roubaix.”
Helemaal interessant zou het worden als Pogacar en Van der Poel daarbij enkele interessante ploeggenoten in het genre van Florian en Gianni Vermeersch zouden meesturen. Dan zouden ze ‘gevangen’ kunnen zitten in het peloton. “Misschien wel, maar dan nog denk ik dat ze op een bepaald moment de sprong zullen maken”, zegt Demol. Hoffman: “Ze mogen niet te lang twijfelen in zo’n scenario, maar dat gaan ze ook niet doen. Als Pogacar start, wil hij winnen ook. Anders neemt hij niet al die risico’s en gooit hij zijn programma niet om.”
Kunnen ploegen zoals die van hen, Lotto en Jayco AlUla, dan helemaal niets meer komen doen in de monumenten? “Zonder een van de grote favorieten in je rangen, is het héél lastig”, merkt Hoffman op. “We weten dat, als de allerbesten eraan beginnen, dat het lastig wordt. Dan moet je durven om de verwachtingen bij te stellen en te mikken op de top 10. Dat is ook een mooi doel.”
Heb jij RIDE Magazine al besteld?

Als je als andere ploeg iets wil winnen, dan zal je gericht moeten koersen om de toppers te doen verliezen. Ook als je zelf de wedstrijd niet wint. Wat dat betreft liggen misschien de grootste lessen wel in het damespeloton, waar iedereen voor "eigen kans" rijdt, maar uiteindelijk rensters als Kopecky of Wiebes in een zetel naar de streep rijdt. Ook daar is het zaak om als ploegen samen onder de druk uit te fietsen.
Dus proberen mee te gaan in de vroege ontsnapping, of mee helpen een grote groep te laten vertrekken. Zelfs als je er niet bij zit. En dan niet alsnog gaan meerijden, maar het overlaten aan de topfavorieten.
Enige nadeel: dit werkt het best heel vroeg op het seizoen, als de grote mannen ook nog niks gewonnen hebben. Als die echter al 2 of 3 dikke vissen binnen hebben, is de kans steeds groter dat ze zeggen: zoek het lekker uit!
Maar de ploegen zullen hoe dan ook uit een ander vaatje moeten gaan tappen willen ze winnen. Maar helaas zie je te vaak hetzelfde patroon: ze gokken op hun minieme eigen kans, met als resultaat dat ze keihard gewerkt hebben voor een derde plek. Dat zie je in de massasprints (ploegen met B-sprinters die rijden voor Merlier of in het verleden Cavendish of Kittel), en dat zie je nu ook regelmatig terug.
Rare aanname als Van der Poel, Van Aert en een paar jongens net eronder uit het veldrijden komen terwijl dat een minisport is, Ganna uit het baanwielrennen, Evenepoel uit het voetbal, Roglic uit het skispringen, Vingegaard nooit als een groot talent werd gezien voor ie bij Visma terechtkwam.
Lijkt me eerder dat er behoorlijk wat schort aan de traditionele trainingsmethodes van (jeugd)renners in het gewone wielrennen.
Ganna wordt hier dan weer onderschat. Die moet helemaal niet vroeg gaan - of toch niet vroeger dan de Twee - maar probeert best - zoals in MSR - initieel te volgen en zo zuinig mogelijk te rijden, vóór hij de tijdritgashendel helemaal opendraait…
Wat pijn doet om te lezen, is dan weer die voorgeprogrammeerde tevredenheid met een top 10 plek (en Uci punten). Een teken des tijds…