Tibor Del Grosso realistisch in aanloop naar EK: “Aan Pogacar en Evenepoel is niet veel te doen”
Interview Het eerste seizoen van Tibor Del Grosso in de WorldTour was al lang, maar de Nederlander heeft nog altijd ‘moraal’ in oktober. Zondag staat de wegrit op het EK op het programma, een week later volgt het WK gravel. Op de vraag of hij liever een top-10-plek pakt op het EK of podium rijdt op het WK gravel, reageert hij duidelijk. “Dan ga ik voor het podium op het WK. Al is een top-10 op het EK qua prestatie misschien beter.”
Voor Del Grosso is het EK in de Ardèche zijn eerste kampioenschap met de elite-ploeg. Of dat anders is dan alle kampioenschappen die hij in de jeugdcategorieën reed? “Mwoah, dat valt wel mee, denk ik. Zo voelt het niet voor mij. Er wordt misschien wat minder naar me gekeken”, zegt hij tegen WielerFlits. “We hebben bij Nederland niet echt een kopman, maar veel renners die wat zouden moeten kunnen.”
De Nederlander arriveerde na andermaal een drukke week vrijdag pas in Frankrijk. Twee weken geleden stond nog de Ronde van Luxemburg op het programma. Afgelopen weekend reed hij het NK gravel, waar hij als tweede achter Frits Biesterbos eindigde. “De ploeg wilde dat ik daar nog zou rijden. En mij leek het ook wel een prima idee om zo te wennen aan de gravelfiets.”
“Ik ben dus vandaag pas aangekomen in Frankrijk en heb al kort kunnen verkennen. De lange klim heb ik nog niet kunnen doen, maar de korte (Val d’Enfer, red.) wel en die is echt lastig. Te lastig voor mij? Nou, aan Tadej Pogacar en Remco Evenepoel is niet veel te doen als die gaan, daarachter gaan we het zien.”
‘Een van ons ver proberen te komen’
Een resultaat of ambitie plakt Del Grosso dan ook nog niet op het EK. Wat de ambities van de ploeg zijn, is ook nog niet bekend. “Nee, ik ben hier net. Ik heb de helft van de ploeg ook nog niet gezien. Later horen we wel wat de ambities zijn. Een van ons moet ver proberen te komen. Zelf voel ik me nog wel oké. Ja, het is wel een lang seizoen geweest en heb ook wel zin in rust, maar ik heb wel het idee dat de vorm redelijk constant is gebleven na dit lange blok. Het is geen topvorm, maar gewoon goed.”
“Ik hoop op een mooie strijd. Ik denk dat het in deze koers lastiger wordt om van ver aan te vallen, door die vlakkere tussenstukken”, gaat hij verder. Dat het EK ‘maar’ 200 kilometer is in plaats van 260 kilometer, speelt ook mee. “Ja, de 200 kilometer grens is wel een ding. Als je vier uur hebt gekoerst, kun je dat uurtje echt nog wel even doen. Bij een 260 kilometer koers, wordt dat meteen tweeënhalve koers. Dat stapelt zich dan echt op”, eindigt hij.
Om te reageren moet je ingelogd zijn.