Niki Terpstra is ontevreden over het functioneren van de UCI. De Nederlander heeft ideeën over hoe het beter kan, maar het is volgens hem amper de moeite waard om zijn standpunten te verdedigen bij de wielerunie. “Het is onbegonnen werk”, stelt hij tegen het Algemeen Dagblad. “De UCI maakt zoveel fouten. Het is een drama met alles.”

De winnaar van Parijs-Roubaix is het bijvoorbeeld niet eens met het besluit om Astana een WorldTour-licentie te geven. Ook over de regulering van het prijzengeld is hij ontevreden. “Je mag van geluk spreken als dat een jaar later op je rekening staat. Maar er gaat wel van alles af. Hier een paar procent, daar een paar procent. En het merendeel gaat naar de UCI. Naar de bond zelf, of naar de rennersvakbond – maar die is ook van de UCI. En wat doen ze nou helemaal voor de renners? Onze mening doet er vaak niet toe. Van mij mogen ze de Giro en de Vuelta een week korter maken. En waarom zou je dag in dag uit 200 kilometer rijden? Die korte ritjes zijn vaak veel interessanter.”

Terpstra is bovendien een voorstander van kleinere ploegen. In de Ronde van Groot-Brittannië reed hij afgelopen seizoen met teams van zes man. “Dat was echt anders koersen. Je kon niet twee mannetjes op kop zetten en in de finale nog zes man overhouden. De goede renners moesten al vroeg in de koers aan het werk. Was interessant om te zien.”

De Nederlander wil het peloton echter nu nog niet vertegenwoordigen in discussies met de UCI. “Misschien in de nadagen van mijn carrière, of als ik gestopt ben. Ik heb er wel ideeën over, maar die botsen vaak met de ideeën van de grote menigte. Ik heb nog geen zin om er tegenaan te boksen. Ik focus me op mijn eigen koersen.”