Na een moeizame start is het WK tijdrijden uitgegroeid tot een zeer prestigieus evenement
Voor de eerste editie van het wereldkampioenschap tijdrijden hoeven we niet eens zo ver terug in de tijd, maar het evenement is inmiddels niet meer van de kalender weg te denken. Voor de beste tijdrijders staan er twee zaken op het spel: een regenboogtrui en ultieme wielerglorie. WielerFlits neemt je mee in de geschiedenis.
Chris Boardman, Andrea Chiurato en Jan Ullrich: deze renners stonden op het eindpodium na de allereerste editie van het WK tijdrijden in 1994. In het Italiaanse Catanië verzamelden 57 coureurs van heinde en verre zich voor een experiment van 42 kilometer. De beste tijdrijders van het moment, Miguel Induraín en Tony Rominger, haalden hun neus (nog) op voor het evenement, maar toch besloten meerdere tijdrittoppers af te zakken naar het eiland Sicilië.
Voor de start werd er uitgekeken naar de prestaties van mannen als Evgeny Berzin, Erik Breukink, Zenon Jaskula, Melchor Mauri en beloftevolle tijdrijders Alex Zülle en Abraham Olano. De wereldtitel ging echter naar mede-favoriet Chris Boardman, die dat jaar zijn doorbraak beleefde met tijdritzeges in de Dauphiné Libéré en de Ronde van Zwitserland (ja, in die tijd was het nog mogelijk om beide rondes te combineren) en winst in de Tourproloog in Lille.
Boardman versloeg de 29-jarige Andrea Chiurato, toch wel de verrassing van de dag, met 48 seconden. De 20-jarige amateur Jan Ullrich veroverde het brons. Boardman ontpopte zich in de jaren negentig van de vorige eeuw tot een ware proloogspecialist, maar stond ook nog drie keer op het podium van het WK tijdrijden. De carrière van Chiurato nam na zijn zilveren medaille in Catanië geen hoge vlucht meer. En Ullrich? De Duitser behoeft geen verdere introductie.

Chris Boardman, wereldkampioen Alex Zülle en Tony Rominger op het WK-podium van 1996 – foto: Cor Vos
Aangezien de eerste editie van het WK tijdrijden pas in 1994 het levenslicht zag, kregen tijdritgrootheden uit een nog verder wielerverleden nooit de kans om zich tot ’s werelds beste tijdrijder te kronen. Denk aan Jacques Anquetil (de Fransman werd niet voor niets Monsieur Chrono genoemd), Eddy Merckx, Bernard Hinault, Francesco Moser en Greg LeMond. Voor deze renners waren er wel andere belangrijke meetpunten, met de – inmiddels van de kalender afgevoerde – Grand Prix de Lugano, Chrono des Nations en Grand Prix de Lunel.
Afijn, terug naar het WK tijdrijden. Na Boardman zagen we tijdritkanonnen als Miguel Induraín, Alex Zülle en Laurent Jalabert de titel grijpen. In 1998 veroverde Abraham Olano de regenboogtrui in Valkenburg, een jaar later was het in Treviso de beurt aan Ullrich om de regenboogtrui op te halen. De oersterke Duitser was de eerste renner die een tweede wereldtitel in het tijdrijden wist te veroveren, na een nieuwe titel twee jaar later in Lissabon. Ook Serhiy Honchar en Santiago Botero staan op de erelijst.

Michael Rogers veroverde in 2005 zijn derde en laatste wereldtitel – foto: Cor Vos
Michael Rogers schreef aan het begin van deze eeuw geschiedenis met drie opeenvolgende wereldtitels, al profiteerde de Australiër in 2003 wel optimaal van de latere diskwalificatie van David Millar. De Brit bleek uit het verkeerde potje te hebben gesnoept en moest zijn titel en regenboogtrui inleveren. Rogers nam later wel sportieve revanche door in Bardolino (’04) en Madrid (’05) op eigen kracht naar het goud te rijden. In 2006 werd Rogers onttroond door een zekere Fabian Cancellara.
Dit bleek het begin van een Zwitsers tijdperk, want Cancellara was in 2006 (Salzburg), 2007 (Stuttgart), 2009 (Mendrisio, voor eigen volk) en 2010 (Geelong) met afstand de beste tijdrijder. Alleen in 2008 kregen we een andere winnaar, maar dat kwam vooral omdat Cancellara dat jaar forfait gaf. De Duitse oermens Bert Grabsch ‘profiteerde’ en pakte zijn eerste en enige wereldtitel. Een jongere landgenoot van Grabsch was rond 2008 inmiddels bezig aan een stormachtige opmars.
Tony Martin moest in 2009 en 2010 nog toezien hoe Cancellara er met de roem vandoor ging, maar in 2011 trakteerde de stoomlocomotief uit Cottbus zijn Zwitserse rivaal op een gevoelige nederlaag in Kopenhagen. De sportieve fakkel werd doorgegeven en Martin wist nog drie wereldtitels op te eisen, na demonstraties in Firenze (’13), Doha (’16) en een razendspannende strijd met Taylor Phinney in Valkenburg (’12). In de tussenliggende jaren ging het goud naar Bradley Wiggins en Vasil Kiryienka.
In 2017 schreef Tom Dumoulin twee keer geschiedenis. In mei won hij als eerste Nederlander de Giro d’Italia, terwijl hij in het najaar als eerste man uit de Lage Landen de wereldtitel in het tijdrijden wist op te eisen. De Limburger was een klasse apart op het geaccidenteerde parcours in het Noorse Bergen. Een jaar later moest Dumoulin in Innsbruck dan weer zijn meerdere erkennen in Rohan Dennis. Het bleek de eerste van twee wereldtitels voor de Australiër, want in Harrogate wist hij zichzelf op te volgen.
In 2019 bleef Dennis Remco Evenepoel en Filippo Ganna voor, die het tijdritstokje dan weer wisten over te nemen. Ganna ging er namelijk met de titel vandoor in 2020 (Imola) en 2021 (Leuven), terwijl Evenepoel in 2023 in het Schotse Stirling de eerste Belgische wereldkampioen werd op de tijdritfiets. En 2022? De Noor Tobias Foss zorgde dat jaar voor een daverende verrassing door in Wollongong – Australië – de snelste tijd te realiseren.

Remco Evenepoel schreef in 2023 geschiedenis – foto: Cor Vos
Laatste winnaars UCI World Championship Zurich TT
