Clement: “De vorm is ineens verdwenen”
Stef Clement verloor gisteren 23 minuten op de nummer één van de etappe, Brice Feillu. Voor de Tour werden er nog sterke staaltjes in de bergen verwacht van de Nederlander, maar hij lijkt zijn vorm kwijt te zijn.
“Ik voel me momenteel gewoon niet sterk”, is de simpele reactie van Clement. “Daar heb ik al dagen last van. Een bergetappe als vandaag is er dan teveel aan. Het is wachten op beterschap. Naar de oorzaak is het gissen. Ik ben niet ziek en niet geblesseerd. Het is zuur dat dit in de Tour moet gebeuren”, vertelt hij aan Rabosport.
Er is al verschillende malen kritiek geuit op het selectiebeleid van Rabobank. Het zou in de hand werken dat renners vóór de Tour willen pieken, in plaats van tijdens. Clement reed in ieder geval een bijzonder sterke Dauphiné. “Het hele seizoen heb ik nog geen zwak moment gehad. Het is het onpeilbare van vorm, Ik voel me de hele Tour al niet sterk. Ja, ook in de etappe waarin ik in een ontsnapping mee was, had ik geen sterke benen. Maar toen liet ik me meeslepen in de flow van de ontsnapping. Maar ik moet nu niet bij de pakken gaan neerzitten en een ommekeer afdwingen met hard werk.”
Het ging gisteren iets beter met de Raboploeg. “Mooi hè? We winnen niet, maar we zijn wel weer onder de mensen met drie man vooraan op de slotklim. Dit hadden we wel nodig. Vandaag laten we ook weer zien dat we er nog zijn. Dat zijn belangrijke momenten voor de ploeg om moraal uit te putten. Ik moet nu proberen mee te glijden in die opwaartse spiraal.”
Clement vertelt na de Dauphiné geen gekke dingen te hebben gedaan, maar nu toch geen kracht meer in de benen te voelen. Ook in de tijdrit heeft hij voorlopig geen vertrouwen, en dan gaat het voorlopig nog veel bergop. “Tsja, de bergen gaan nu even niet lekker. Vandaag 23 minuten. Dat had ik me ook anders voorgesteld. Maar als je voelt dat het niet gaat, moet je de club laten gaan. Het heeft geen enkele zin om hier te blijven spartelen, terwijl de ploeg mijn energie de komende dagen misschien nog hard nodig heeft. Of ik dan op elf minuten of op 23 minuten binnen kom, maakt ook niet zoveel meer uit.”