Interview met Eugert Zhupa
Op vrijdagavond krijg ik een Facebookbericht. “Hello friend. I would like to meet you.” Dat zijn de enige Engelse woorden die Eugert Zhupa in zijn bericht gebruikt. In de zin die volgt verontschuldigt hij zich in het Italiaans: “Ik spreek niet zo goed Engels.” Het geeft niet, ik spreek ook niet zo goed Italiaans, laat staan Albanees. Ik ben allang blij dat hij mij een bericht stuurt. Want het is de Zhupaman zelf die het contact initieert, nadat hij de Facebookpagina heeft gezien die ik voor hem heb gemaakt. We spreken af. Zondag voor de start in Nijmegen komt hem het beste uit. “Rond elf uur, bij de ploegbus van Wilier?”, vraag ik. “Va bene!”, zegt Zhupa, en ik krijg er een duimpje bij.
Zondagmorgen, even na elf uur. Ik oefen in mijn hoofd de vragen die ik in het Italiaans heb voorbereid terwijl ik de Waalkade oploop. Ik vind de bus van Wilier. De fietsen staan klaar, evenals een handjevol supporters die hopen op een foto van Filippo Pozzato. De renners druppelen naar buiten. Jakub Mareczko praat even met een oud Italiaans baasje, vermoedelijk een sponsor. De Pozzato-fanaten krijgen hun foto. Daniel Martínez inspecteert zijn fiets en laat zich met een ongemakkelijke glimlach op de foto zetten door een opdringerige fotograaf die daarna met een potlood een streep zet door de naam Martínez. Zo, die kan van het lijstje. Ik maak clandestien een foto van de kuiten van Mareczko. Ze zijn minstens net zo dik als zijn bovenbenen.
Dan komt er een renner de bus uit met een zoekende blik. Ik herken hem aan zijn rugnummer en het kuiltje in zijn kin. Zhupa kijkt rond maar ziet mij niet direct. Hij loopt quasi-nonchalant naar zijn fiets en kijkt dan nog eens rond. Ik wuif, hij vangt mijn blik, lacht een klein glimlachje en komt naar me toe. We schudden elkaar de hand. “Mi chiamo Friso.” Ik leg maar meteen uit dat ik wat vragen heb, maar dat mijn Italiaans niet zo goed is. Ik verzoek hem langzaam te praten. Nog altijd heeft hij een kleine glimlach om de lippen. Tot hij weer in de bus verdwijnt zal die glimlach blijven. “Minzame mens”, zou Michel Wuyts zeggen.
Wielrennen is in Albanië geen populaire sport. “Mijn vader wilde dat ik voetballer werd”, vertelt Zhupa. “Sinds ik klein ben heb ik al een passie voor fietsen. Mijn ouders vonden dat maar niks.” Maar hij deed het toch, en vorig jaar werd hij de eerste Albanees ooit die een Grote Ronde betwistte. Herinnerd aan dat feit moet Zhupa nog breder glimlachen. Hij is duidelijk trots. En terecht. Beroemd is hij echter nog niet in Albanië. “Maar wel steeds bekender.” Over zijn doel in deze Giro kan geen twijfel bestaan. “Een etappe winnen”, zegt hij onomwonden. Mijn gezicht verraadt dat ik onder de indruk ben van zijn ambitie. “Vandaag al?”, vraag ik. Zhupa antwoordt genuanceerd. “Ik ga in elk geval proberen in de ontsnapping mee te gaan.” Dat zou hem vandaag niet lukken, maar de honneurs werden vandaag namens Wilier waargenomen door Julen Amezqueta.
Zhupa zet zijn handtekening op een Giroboek dat ik hem aanreik. Mijn pen werkt niet goed, maar mijn nieuwe vriend wacht met engelengeduld tot de inkt de pen uit durft. Nog altijd glimlacht hij. Ook op de foto die we daarna samen maken. We schudden elkaar weer de hand. “Succes vandaag!”, zeg ik ter afscheid. Hij bedankt me hartelijk en loopt de bus weer in. “Minzame mens”, denk ik.
Zondagmiddag zie ik op tv hoe Kittel de sprint domineert. In de marge finisht Eugert Zhupa op een uitstekende 22ste plaats. Ik weet zeker dat hij de streep passeert met een glimlach op zijn gezicht.