Het probleem met de klassiekers, en vooral met deze, is de angst van de kopmannen om te ver achterin te zitten en betrokken te raken bij valpartijen, zeker met al die vluchtheuvels, bochten en drempels. Hierdoor is de finale een constante wedstrijd vooraan zitten en ligt het tempo gedurende de laatste pakweg 100 kilometer simpelweg te hoog om iets alleen of met een selecte groep aan te durven.
De AGR is net niet zwaar genoeg voor een natuurlijke selectie, maar wel zwaar genoeg dat uiteindelijk op de Cauberg wel alle grote namen bovendrijven. Wat je dus als resultaat krijgt is een snelle wedstrijd waarbij kopmannen zich zo veel mogelijk sparen omdat ze weten dat de grootste kans op slagen een succesvolle slotbeklimming is.
De oplossing is ofwel een zwaardere koers, ofwel een iets minder zware finale. In het eerste geval worden heel wat knechten vroeger overboord gegooid waardoor meer renners hun kans schoon gaan zien op een aanval. Zo is LBL, de grote broer van de Amstel, vaak stukken boeiender (vorig jaar uitgezonderd). Het idee in via de Vaalserberg de finale te openen is zo gek nog niet.
Bij een minder zware finale weten de Gilberts, Moreno’s, Martins, Gasparotto’s en zelfs Valverdes dat ze in een sprint negen van de tien keer geklopt gaan worden door Matthews. Dus moeten ze anticiperen. Dit keer was Astana eigenlijk de enige topploeg die wist dat er niks te halen zou zijn bij een afwachtend koersverloop.