PONTIVY – Hoewel Merijn Zeeman maandagavond, na een nieuwe Tour-veldslag in Bretagne met tientallen gewonden, nog niet de precieze schade kende bij zijn kopmannen Primoz Roglic en Steven Kruijswijk, had hij de woorden gele trui in zijn draaiboek alvast doorgestreept. „Zelfs als Primoz nog verder zal kunnen, zie ik hem niet meer voldoende herstellen van de gevolgen van zijn valpartij”, sprak de sportief manager zwaar aangeslagen. „Die jongen is compleet geradbraakt.”
Primoz Roglic, de kopman van Jumbo-Visma, komt zwaar gehavend over de meet in Pontivy. De Sloveen weigert vooralsnog op te geven. „Zolang ik in de race ben, kan ik vechten.”
Primoz Roglic, de kopman van Jumbo-Visma, komt zwaar gehavend over de meet in Pontivy. De Sloveen weigert vooralsnog op te geven. „Zolang ik in de race ben, kan ik vechten.”Ⓒ FOTO’S ANP/HH
Zeeman was op dat moment onderweg naar het hotel met de ’overblijfselen’ van zijn team. „Een rijdend veldhospitaal”, zo noemde Tony Martin de aanblik in de bus. Overal zaten zwaargehavende renners, maar wat nog pijnlijker was: drie stoelen waren onbezet. Robert Gesink, al vroeg in de derde etappe gestruikeld over Geraint Thomas bij wie het stuur uit zijn handen glipte en op het asfalt pletterde, zou vanwege een sleutelbeenkwetsuur sowieso al niet meer hebben plaatsgenomen. Achter zijn naam verscheen een Did Not Finish. Maar ook Roglic en Kruijswijk ontbraken; zij ondergingen in een ziekenhuis uitgebreide röntgenonderzoeken om botbreuken uit te sluiten.
„Gelukkig zit alles nog aan elkaar”, kon Rogla niet veel later zelf vertellen. „Ik ben nog heel, al lig ik over mijn hele lichaam open. Dit was niet de beste dag voor de ploeg. Het was heel stressvol op deze wegen. Wat ik vooral vind? Het is shit wat er is gebeurd. We werken er zo hard voor, niemand verdient het om op de grond te liggen. Hopelijk overleef ik de komende dagen. Zolang ik in de race ben, kan ik vechten”, zo probeerde hij nog optimistisch af te sluiten. Ook Kruijswijks ellende bleek mee te vallen. Een van zijn vingers moest worden gehecht.
Het duo, voorzien om dit jaar een geslaagde gooi te doen naar het magische Tour-geel, zeilde op amper 9,5 kilometer van de streep in Pontivy mokerhard van de fiets. Bauke Mollema zat in het wiel van de Sloveen, maar had de tegenwoordigheid van geest om hem nog te kunnen ontwijken. „Toen hij ging, wist ik net op tijd over zijn achterwiel heen te springen. Roglic kon er weinig aan doen: een coureur voor hem smeet zijn fiets naar achteren terwijl hij uit het zadel kwam. Goh, wat maakte hij een smak. En Stevie kwam er direct achteraan”, aldus de Groninger die het parcours van de laatste twintig kilometer omschreef als een ’waardeloze finale’.
BEKIJK OOK:
Magische dag Mathieu van der Poel tussen de brokstukken
„Dit was vragen om ellende, op deze smalle baantjes met duizend chicanes in de slotfase, wetend dat we de eerste massasprint van de Tour zouden krijgen. Veel ploegen protesteerden zondagavond tegen de route. Men wilde dat de tijd zou worden geklokt op vijf kilometer van de meet zodat het enigszins veiliger zou worden voor het peloton van renners die zich niet met de sprint zouden hoeven bemoeien. De UCI wilde er echter niet aan. Tja, dan ontstaan er dus deze taferelen”, zei Mollema.
“Ik zal maar niets zeggen, want wij zijn het slachtoffer op deze gitzwarte dag”
„Ik zal er maar niets over zeggen”, haakte Zeeman in. „Want wij zijn het slachtoffer van deze dag, die gitzwart is geworden. Anderen moeten maar oordelen. Dit is zó frustrerend. Maanden van voorbereiding kunnen worden weggegooid. De gehele dag hebben we gevochten om op de eerste rij te zitten, zodat we uit de problemen konden blijven.” Het was hopen tegen beter weten in tijdens de ongekende rodeo.
Van de riante positie voor Roglic is niets meer over, laat staan van het plan om zo lang mogelijk met zoveel Jumbo-coureurs als mogelijk in de voorste regionen van het klassement te vertoeven. Was na zondag alleen Tadej Pogacar de rivaal die hij voor zich moest dulden, nadat de Bretonse wasmachine was uitgeraasd, ditmaal tuimelde Roglic er zo ongeveer met de grootste kleerscheuren uit. Of ze nou Thomas, Richard Carapaz, Rigoberto Uran of Vincenzo Nibali heten, ze schoven hem allemaal voorbij. Misschien zijn de tijdverschillen nog niet té groot, de mentale en fysieke malheur kunnen weleens veel desastreuzer zijn…